Landbouw en mijnenvelden

Na de bevrijding liggen er in Nederland nog duizenden mijnenvelden die de landbouw hinderen. Desondanks doet die sector het verrassend goed en is snel weer op vooroorlogs niveau. Helaas zijn er producten op de bon.

Bron: De Oorlog, deel 8 (56 sec.)

Media:

  • Landbouw en mijnenvelden
    Landbouw en mijnenvelden
    Na de bevrijding liggen er in Nederland nog duizenden mijnenvelden die de landbouw hinderen. Desondanks doet die sector het verrassend goed en is snel weer op vooroorlogs niveau. Helaas zijn er producten op de bon.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (56 sec.)

Landbouw en mijnenvelden

Voor de wederopbouw was het herstel van de voedselvoorziening van groot belang.
Die kwam naar verhouding redelijk snel weer op gang, maar eerst moest er een levensgroot probleem worden opgelost: de landerijen moesten ontdaan worden van onontplofte bommen, scherpe munitie en mijnen die er in de oorlog in terecht gekomen waren.

Het ging om enorme aantallen: in 5500 mijnenvelden lagen naar schatting 1,8 miljoen mijnen. Na de bevrijding van het zuiden zijn de Binnenlandse Strijdkrachten direct begonnen met het opruimen van dat gevaarlijke spul. Vanaf november 1944 nam een nieuw opgerichte Mijnopruimingsdienst het karwei over.

Daar waren veel jonge militairen bij ingedeeld die zich hadden gemeld als OVW-er, oorlogsvrijwilliger. Voor enige tientallen duurde die carrière kort: die kwamen om bij het levensgevaarlijke werk waarvoor ze onvoldoende waren geschoold.

Na de Duitse capitulatie werd het werk uitgebreid naar de gebieden in het noorden, vooral in de kuststreek. Doordat er zoveel slachtoffers vielen bij het mijnen ruimen werd de roep steeds groter om er Duitse krijgsgevangen voor in te zetten. Formeel mag dat niet, volgens de Conventie van Genève is het verboden om krijgsgevangenen gevaarlijk werk te laten doen.

Daarop besloot de Nederlandse overheid om de Duitsers niet langer als krijgsgevangenen te beschouwen (de oorlog was immers voorbij) maar als ‘militair personeel dat zich heeft overgegeven’ en daarover vermelden conventies niet.

Hele bataljons werden de mijnenvelden ingestuurd, en nu ging het hard. Honderdduizenden mijnen werden opgeruimd. Maar ook het aantal slachtoffers steeg snel, er zijn na de oorlog zeker 210 Duitsers gesneuveld in de Nederlandse mijnenvelden.

De Duitse infanterist Manfred Sobiella heeft het overleefd, hij werd wel gewond toen de man vóór hem door een mijn werd gedood. Terugkijkend zei hij:

‘Het ergste was dat sommigen van ons hun ledematen of zelfs hun leven verloren, terwijl de meeste van onze kameraden al thuis waren en hun gewone leven weer konden oppakken.’


Uiteindelijk kwam, dankzij het mijnenvrij maken van het platteland, de landbouw relatief weer snel op gang – het productieapparaat had de oorlog goed doorstaan.


Bronnen:
*Carla Boos (red.): 'Andere Tijden, Nieuwe verhalen over oude kwesties' (Amsterdam 2007)
*'Mijnen ruimen' (Andere Tijden)

Meer over dit onderwerp