Bijzonder strafrecht en Mussert

Na de oorlog wordt het bijzonder strafrecht van toepassing. NSB-leider Anton Mussert wordt met behulp daarvan ter door veroordeeld. Hij staat 7 mei 1946 voor het vuurpeloton en wordt na zijn executie anoniem begraven.

Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 20 sec.)

Media:

  • Bijzonder strafrecht en Mussert
    Bijzonder strafrecht en Mussert
    Na de oorlog wordt het bijzonder strafrecht van toepassing. NSB-leider Anton Mussert wordt met behulp daarvan ter door veroordeeld. Hij staat 7 mei 1946 voor het vuurpeloton en wordt na zijn executie anoniem begraven.
    Bron: De Oorlog, deel 8 (1 min. 20 sec.)
    Nederlandse Jodenjagers
    Nederlandse Jodenjagers
    Niet alleen Duitsers zoeken naar joodse onderduikers. Ze kregen hulp van Nederlandse premiejagers van het Amsterdamse Bureau voor Joodse Emigratie die ongeveer 15.000 Joden oppakten.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 55 sec.)

Doodstraf en gratie

Er zijn in het kader van de bijzondere rechtspleging in totaal ongeveer 150 doodstraffen uitgesproken. Daarvan zijn er maar ongeveer 40 uitgevoerd.
Er is menigmaal gesuggereerd dat die ruime gratiëring (meer dan 70 procent) te maken had met de opvolging van koningin Wilhelmina, de ‘hardliner’, door haar veel ‘softere’ dochter Juliana. Maar zo simpel ligt het toch niet.

Prof. mr. A.D. Belinfante wees er in zijn studie naar de bijzondere rechtspleging op dat het verschil in opvatting tussen beiden helemaal niet zo groot was als wel is verondersteld.

Zo is er onder het bewind van Wilhelmina bijna vijftig keer gratie verleend aan terdoodveroordeelden. En onder Juliana zijn er nog altijd 18 doodstraffen voltrokken (van de veertig in totaal). Zo groot kan de invloed van de vorstinnen dus niet geweest zijn.

Volgens Belinfante zijn het de achtereenvolgende ministers van Justitie geweest die uit morele overwegingen het aantal dodelijke slachtoffers van de Bijzondere Rechtspleging beperkt wilden houden tot 'enige tientallen'.

Dat deden ze op basis van een door minister Kolfschoten (KVP) opgestelde nota, die door het kabinet als uitgangspunt van het gratiebeleid werd goedgekeurd.

Het gevolg is goed te zien bij de groep jodenjagers van de Colonne Henneicke, die door het Bijzonder Gerechtshof hard zijn aangepakt.

Er vielen in deze categorie in totaal wel 25 doodvonnissen. Daarvan bleven er na cassatie zestien over, maar er zijn er slechts twee voltrokken.

Dat betrof twee medewerkers van de carthotheek van de Zentralstelle, die door toeval al in 1946 waren veroordeeld. Alle andere doodvonnissen vielen veel later en ze werden allemaal wegens gratie omgezet in gevangenisstraffen, ook al betrof het jodenjagers die veel meer slachtoffers hadden gemaakt dan die twee vroeg geëxecuteerden.

Er was er één bij – een zwaar antisemitische voormalige bedrijfsleider die een paar honderd joden had gearresteerd en daar duizenden gulden premie voor had geïnd – die justitie nog in een moeilijk parket bracht: hij weigerde gratie te vragen, hij wilde dood.

Er volgde direct een psychiatrisch onderzoek, maar dat bracht geen psychische defecten aan het licht. Justitie zou nu de man alsnog moeten executeren, maar op het laatste moment meldde zich nog een achttien jaar oudere zus, die buiten haar broer om een gratieverzoek indiende en daarmee justitie de mogelijkheid gaf het vonnis om te zetten in gevangenisstraf.


Bron:
*A.D. Belinfante, 'In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de bijzondere rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog' (AUP, 2006)