Ambtenaren assisteren Duitsers

Politie, spoowegpersoneel en ambtenaren van het bevolkingsregister assisteerden de Duitsers bij de jodenvervolging, omdat het moet en 'liever wij, dan de Duitsers'. Klaartje de Zwarte over haar reis naar Westerbork.

Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 26 sec.)

Media:

  • Ambtenaren assisteren Duitsers
    Ambtenaren assisteren Duitsers
    Politie, spoowegpersoneel en ambtenaren van het bevolkingsregister assisteerden de Duitsers bij de jodenvervolging, omdat het moet en 'liever wij, dan de Duitsers'. Klaartje de Zwarte over haar reis naar Westerbork.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 26 sec.)
    Jodenvervolging in Nederland
    Jodenvervolging in Nederland
    Nederland heeft het hoogste percentage slachtoffers van de jodenvervolging tijdens WO II van West-Europa. Een 16-jarige joodse jongen probeert de situatie onder woorden te brengen.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 7 sec.)
    Nederlandse Jodenjagers
    Nederlandse Jodenjagers
    Niet alleen Duitsers zoeken naar joodse onderduikers. Ze kregen hulp van Nederlandse premiejagers van het Amsterdamse Bureau voor Joodse Emigratie die ongeveer 15.000 Joden oppakten.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 55 sec.)

Overlevingskansen per gemeente

Tussen de verschillende Nederlandse gemeenten bestaan grote verschillen in overlevingspercentages voor Joden.
Deze verschillen zijn uitgebreid geanalyseerd door Marnix Croes en Peter Tammes in hun boek 'Gif laten wij niet voortbestaan. Een onderzoek naar de overlevingskansen van Joden in de Nederlandse gemeenten 1940-1945' (2004).

Door die plaatselijke verschillen af te zetten tegen mogelijke verklarende factoren als de omvang van het verzet, de aanwezigheid van een ‘foute’ burgemeester of de samenstelling van de joodse gemeenschap, wilden ze inzicht verwerven die aan verklaring van de verschillen kunnen bijdragen.

Ze maken voor hun onderzoek onderscheid in factoren die samenhangen met daders, handlangers, medeplichtigen, omstanders, tegenstanders en slachtoffers, en vervolgens onder andere in mate van activiteit en radicaliteit.

Uit hun onderzoek bleken grote lokale en regionale verschillen. In de stad Groningen overleeft maar 23% van de Joden, in Amsterdam 25,3%. In Utrecht overleefde 45,9%, in Maastricht 49,5% en in Enschede 52,1%. Ook per provincie loopt het sterk uiteen: van 20% in Drenthe en 22,1 in Groningen tot 51,1 in Utrecht en 55,8 in Zeeland.

De uitkomsten nuanceren volgens de auteurs het beeld van het relatief kleine aantal joodse overlevenden in Nederland: 27%, tegenover 45% in België en 75% in Frankrijk.

'Dat percentage komt door Amsterdam en Noord-Nederland', stelt Croes. 'In Zuid-Nederland en steden als Utrecht en Maastricht heeft bijna de helft overleefd'.

In België is het regionale beeld ook heel anders dan het landelijke: uit een boek van Lieven Saerens over Joden in Antwerpen blijkt dat de overlevingskansen van in die stad heel vergelijkbaar is met die in Nederland en veel lager lagen dan in de rest van België.

De overlevingskans van Joden hing volgens Croes en Tammes niet samen met het percentage lokale NSB-aanhangers of het al dan niet aanwezig zijn van pro-Duitse burgemeester. Wel belangrijk zijn hoe fanatiek het regionale bureau van de Duitse Sicherheitspolizei was, de aanwezigheid van 'foute' Nederlandse agenten en hoe sterk de plaatselijke verzuiling was.

Dit laatste bleek in het onderzoek belangrijk: Hoe meer contacten Joden hadden met andere groepen, hoe meer kans ze hadden te overleven. Via christelijke Joden, kon gemakkelijker hulp worden gevraagd en geboden omdat die ook contacten hadden met christenen.

Opmerkelijk uit het onderzoek van Croes en Tammes is dat de overlevingskans van Joden toenamen als er meer katholieken woonden. Als er meer gereformeerden wonen, namen ze af. Dit is precies tegenovergesteld aan wat algemeen wordt gedacht.

De auteurs hebben hiervoor een indirecte verklaring: Waar meer verzet was, kwamen meer joden om. Actief verzet in een bepaalde regio lokte gerichte Duitse tegenacties uit. Daarbij werden vaak ook Joden opgepakt.

Historicus Hans Blom noemt een andere mogelijke verklaring: het katholieke aandeel in het verzet wordt onderschat, er was zeker verzet, maar ze hadden daar geen organisatie voor nodig; de structuur van de katholieke kerk voorzag al in een netwerk-in-het-verborgene.

Er zijn na de oorlog relatief weinig katholieke verzetsmensen die een verzetsuitkering hebben aangevraagd, maar dat betekent niet dat er geen katholiek verzet was. In Sevenum (Limburg) was bijvoorbeeld een grote hoeveelheid onderduikers.


Bronnen:
*Artikel Volkskrant, 15 januari 2004.
*'Gif laten wij niet voortbestaan. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten 1940-1945' (2004)
*Pim Griffioen en Ron Zeller, 'Vergelijking van Jodenvervolging in Frankrijk, België en Nederland, 1940-1945. Overeenkomsten, verschillen, oorzaken' (Amsterdam, 2009)
*Lieven Saerens 'Vreemdelingen in een Wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944)' (2000)