Frieda Menco-Brommet (brieven)

Categorie: Kampen
  • Persoonsgegevens
    Naam Frieda Menco-Brommet (brieven)
    Functie Overlevende van Auschwitz
    Nationaliteit Nederlandse
    Categorie Kampen
    Video
    Stad en kamp Auschwitz
    Auschwitz is in de oorlog een industriestad waar het vernietigingskamp vlakbij ligt. Via een Nederlander die in de stad werkt hoort de Joodse Raad van het kamp, verzetskrant Het Parool schrijft er in 1943 over.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (2 min. 33 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Frieda Menco-Brommet (brieven)
    Functie Overlevende van Auschwitz
    Nationaliteit Nederlandse
    Categorie Kampen
    Video
    Hoorzitting Drie van Breda op tv en reacties
    Frieda Menco kwam aan het woord over haar concentratiekamp in de doodstille Tweede Kamer tijdens een hoorzitting over de vrijlating van de Drie van Breda die rechtstreeks op tv kwam. Reacties op de publieke tribune zijn hevig.
    Bron: De Oorlog, deel 9 (4 min. 6 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Frieda Menco-Brommet (brieven)
    Functie Overlevende van Auschwitz
    Nationaliteit Nederlandse
    Categorie Kampen
    Video
    Treinreis naar Auschwitz
    Jules Schelvis wist alleen dat de reis vanaf Westerbork 'naar het Oosten' zou gaan, had zijn gitaar bij zich en had geen idee wat hem te wachten stond na de barre reis: vernietigingskamp Auschwitz.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (1 min. 10 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Frieda Menco-Brommet (brieven)
    Functie Overlevende van Auschwitz
    Nationaliteit Nederlandse
    Categorie Kampen
    Video
    Wekelijkse transporten Westerbork
    Iedere maandag komt in Westerbork de trein uit Polen terug. De sfeer wordt dan slecht in kamp Westerbork, want zoals iedere dinsdag zal de trein met 1.000 mensen naar een onbekende bestemming vertrekken.
    Bron: De Oorlog, deel 5 (18 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Frieda Menco-Brommet (brieven)
    Functie Overlevende van Auschwitz
    Nationaliteit Nederlandse
    Categorie Kampen
    Foto
    Frieda Menco-Brommet
    Bron: Boekomslag
Er zijn tal van beschrijvingen van de aankomst van de treinen op het emplacement in het kamp Birkenau, het buitenkamp van Auschwitz, een paar kilometer van het hoofdkamp.
Een van de meest beknopte staat in een brief die Rebecca Brommet schreef, aan haar broer in Amerika, in september 1945. Ze beschreef wat zij en haar man Jo en haar dochter Frieda tijdens de oorlog meegemaakt hadden. Over de aankomst in Auschwitz:

‘Wij kwamen allen aan in Birkenau bij Auschwitz. Daar werden oude mensen en moeders met kinderen direct apart gezet om vergast te worden. Wij werden van de mannen gescheiden. Jo vloog op mij af om mij te zoenen. Het was helaas voor het laatst.’

De familie Brommet had in dezelfde trein gezeten als de familie Frank. Het waren oppervlakkige kennissen uit Amsterdam-Zuid. Beide families waren pas diep in 1944 gesnapt op hun onderduikadres en in Westerbork aangekomen. Veertien dagen na hun reis naar Auschwitz brak in Nederland de spoorwegstaking uit en waren er geen transporten meer mogelijk.

Op het perron van Birkenau moesten de gevangenen, nog daas van drie dagen en twee nachten in een veewagen, vier rijen vormen – twee van mannen, twee van vrouwen. Uit de kampadministratie blijkt dat er 549 mensen in de rijen zijn gezet die direct naar de gaskamers werden gevoerd. In de ‘goede’ rij kwamen 470 mensen terecht, 258 mannen en 212 vrouwen.

De rij van Frieda en haar moeder gaat naar een grote zaal waar iedereen een nummer in de arm krijgt getatoeëerd. Daarna moeten ze zich uitkleden. Schaamhaar en okselhaar worden afgeschoren, het hoofdhaar kort geknipt. Daarna moet iedereen onder de douche, en zonder afdrogen in de rij voor kleding. Frieda krijgt alleen een zomerjurkje toegeworpen, en twee niet passende linkerschoenen.

Ze komt met haar moeder Rebecca terecht in Frauenblock 29, ze moeten er liggen in houten kooien, op kromme planken, zonder matras maar met een beetje stro en een harde onaangename deken. Frieda zei daar later over:

‘Met z’n negenen in één kooi: acht naast en tegen elkaar, de negende dwars aan het voeteneind. Als één zich omdraaide, moesten ze allemaal omdraaien. Die aan het voeteneind had geen leven.’

De kou en het gebrek aan eten vormen voor de vrouwen de grootste bedreiging. Ze moeten heel hard werken, stenen sjouwen. Rebecca doet er alles aan om haar dochter zoveel mogelijk te beschermen tegen alle gevaren, en heeft daar alles voor over. Aan haar broer in Amerika schrijft ze kort na de oorlog:

‘Ik scheurde stukken van de deken af om onze longen te bedekken, want het klimaat is daar erg. Na een paar dagen merkte zo’n Pools wijf, dat die stukken onze rug onder mijn en Frieda’s japon hadden bedekt. Toen ben ik ontzettend afgeranseld. Alles deed mij pijn.’

Frieda dreigt te bezwijken, ze krijgt de ene ernstige ziekte na de andere. Ze belandt in de ziekenbarak, en later in het Krätzeblock. Daar ligt Frieda met haar vriendin Ronnie van Cleef in hetzelfde bed, vlak naast twee andere meisjes uit Amsterdam-zuid, Anne en Margot Frank. Aan de nachtmerrie van hun moeders komt geen einde.

Rebecca Brommet en Edith Frank doen het uiterste om hun kinderen moed in te spreken, en waar mogelijk af en toe iets extra’s toe te spelen. Maar ze mogen niet op bezoek in de barak. Ze graven een kuil onder de wand van de ziekenbarak, waardoor ze hun dochters kunnen toespreken en een stukje brood kunnen geven. Ronnie van Cleef heeft er later in een tv-interview een beschrijving van gegeven:

‘Ze zwierven als moederdieren rond de barak, ze probeerden ons zoveel mogelijk voedsel te bezorgen. Dat is ook gelukt. Rebecca riep mij steeds omdat ik als eerste in de barak was gegaan en er dus fysiek het beste aan toe was. Nou, dan ging ik naar dat gat en dan gaf ze me brood of iets extra’s dat ze ergens georganiseerd hadden.’

Frieda vond het vooral frappant dat haar moeder en Edith Frank, die als roofdieren door het kamp zwierven om iets extra’s voor hun kinderen te vinden, tegenover elkaar hun decorum behielden en elkaar met ‘u’ bleven aanspreken.

Eind oktober 1944 zijn Margot en Anne Frank naar Bergen-Belsen afgevoerd en daar in maart 1945 gecrepeerd, een paar weken voor het kamp bevrijd werd door de Britten.

Edith stierf in januari 1945 in Auschwitz aan uitputting. Otto overleefde in Auschwitz. Ook Frieda en haar moeder bleven daar uitgeput achter, maar haalden het op het uiterste nippertje en kwamen er doorheen. Frieda zei daar later over:

‘Alleen had ik het niet overleefd. Alleen kón je het niet overleven. Mijn moeder heeft mij fysiek helpen overleven, en ik heb haar mentaal laten overleven. Omdat ik haar nodig had, heeft zij alle ellende doorstaan.’


Bron:
*Ad van Liempt, 'Frieda - verslag van een gelijmd leven' (2007), uitgegeven bij Herinneringscentrum Westerbork

 

Links