Marinier Eric O. vervolgd voor doodschieten Irakees
13 jul 04
Het Openbaar Ministerie (OM) in Arnhem brengt marinier Eric O. voor de rechter voor het doodschieten van een
Irakees in het zuiden van Irak. Dat heeft een woordvoerder van de aanklagende instantie dinsdag laten weten.
Volgens het OM heeft de marinier op 27 december vorig jaar de dienstvoorschriften overtreden zoals die gelden
voor de Nederlandse militairen in Irak, door een schot in de richting van een groep Irakezen te lossen. Als
dat niet bewezen kan worden, kan justitie terugvallen op het delict dood door schuld. In eerste instantie
wilde het OM voor de rechter brengen voor moord, doodslag, dan wel dood door schuld.
Het lossen van een schot gebeurde tijdens een incident waarbij Irakezen een container probeerden te plunderen
die van een vrachtwagen was gevallen. Volgens getuigenissen van mede-mariniers die bij het incident aanwezig
waren, was er geen reden om te schieten voor O., die op dat moment commandant van een Quick Reacton Force
was.
Volgens het OM is er iemand gedood en is er levensgevaar voor mensen te duchten geweest. Dit is een militair
delict. Het OM wil de verdachte op 27 september voor de rechter brengen. Een militaire kamer van de rechtbank
bestaat uit twee rechters en een militair lid.
Justitie hield O. eind vorig jaar aan en haalde hem op oudjaarsdag terug naar Nederland op verdenking van
moord, doodslag, dan wel dood door schuld. De marinier werd een week later weer vrijgelaten, op last van de
rechter-commissaris in Arnhem. Dat gebeurde toen wegens gebrek aan bewijs ten aanzien van de in eerste
instantie geformuleerde verdenking. Daarna heeft de marechaussee een speciaal team naar Irak gestuurd om
aanvullend onderzoek te doen.
Uit een vertrouwelijk ambtsbericht van de baas van het OM, J. de Wijkerslooth, bleek eerder al dat justitie
vond dat er zeker na nader onderzoek wel degelijk grond is om de marinier te laten berechten. De Wijkerslooth
schreef dat volgens getuigenverklaringen O. een waarschuwingsschot in de lucht heeft gelost. Bij een tweede
schot richtte hij volgens een militaire getuige op de menigte en keek door zijn vizier.
O. loste over circa honderd meter een schot in de grond, links van een groep Irakezen die zich provocerend
opstelde. Collega-mariniers hebben volgens het OM verklaard dat de situatie waarin zij zich op 27 december
bevonden, niet als bedreigend was ervaren. Daarom had O. volgens de geweldsinstructie niet mogen schieten.
Amerikaanse militairen die in de buurt waren, hebben zelfs "verbaasd gereageerd" op het schieten.
Uit het militaire verleden van O. blijkt dat de marinier, althans in de visie van de marechaussee, al eens
eerder "laagdrempelig" is geweest bij het gebruiken van geweld. Bovendien zou hij zich in zeker nog
één geval "nogal nuchter" hebben uitgelaten over het slachtoffer, concludeert de marechaussee.
O. heeft in het verleden deel uitgemaakt van acties waarbij geweld is gebruikt.
Zo is hij als lid van de elite-eenheid BBE, de Bijzondere Bijstandseenheid van de mariniers, ingezet bij
speciale operaties. Daarbij was de sergeant-majoor al eens bij een vuurgevecht betrokken. In een interview in
mei met het tv-programma Nova heeft O. gezegd dat hij meent juist te hebben gehandeld en dat hem geen blaam
treft. Bronnen bij Defensie stellen dat wat de marechaussee interpreteert als laagdrempeligheid, even zo goed
als "professionaliteit" kan worden gekenschetst.
O. is voor zijn acties in het verleden nooit veroordeeld. De minister van Defensie heeft hem daar juist
meerdere keren voor onderscheiden, stellen de bronnen. De zaak Eric O. leidde tot gespannen verhoudingen
tussen Defensie en het Openbaar Ministerie. Volgens Defensie heeft justitie een meermalen onderscheiden
marinier onterecht veel te zwaar beschuldigd. Binnen het OM meent men dat Defensie de vervolging van O. heeft
proberen te frustreren.
(Bron: ANP)