Tweede Kamer buiten spel bij grote projecten
1 sep 04
Beslissingen over miljardeninvesteringen in het goederenspoor werden genomen door topambtenaren zonder dat
leden van de Tweede Kamer inzicht hadden in de afwegingen. Dat beeld schetste woensdag
oud-D66-Tweede-Kamerlid Van Walsem, die van 1998 tot 2002 voorzitter was van de Kamercommissie Rijksuitgaven,
voor de commissie-Duivesteijn.
Die commissie onderzoekt hoe de Tweede Kamer meer greep kan krijgen op overschrijding van kostenramingen bij
grote projecten. Zij wil lering trekken uit de ervaringen rond Betuwelijn en HSL-Zuid en daar haar voordeel
mee doen bij besluiten over toekomstige projecten, zoals de Zuiderzeelijn van Amsterdam naar
Groningen.
Het was aan de ICES, de Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking, om te selecteren uit
de projecten die werden ingediend bij het verdelen van de miljarden uit het
Fonds Economische Structuurversterking (FES). Die commissie van topambtenaren adviseerde aan het kabinet
zonder tussenkomst van de Tweede Kamer.
Van Walsem had het gevoel dat hij als Kamerlid "machteloos" stond tegenover deze "hoge heren", die zichzelf
zagen als deskundigen en inmenging van de Tweede Kamer "vervelend" zouden vinden. Van Walsem pleitte voor een
hardere houding van de Kamer tegenover bewindslieden als die weigerachtig zijn om verlangde informatie te
verstrekken, voor het rechtstreeks ter verantwoording roepen van ambtenaren door de Tweede Kamer én
voor meer mogelijkheden voor Kamerleden om een beroep te doen op deskundigen.
De Tweede Kamer zou dan een betere afweging kunnen maken als het gaat om nut en noodzaak van grote projecten.
Dat er bij de Betuwelijn een verkeerde afweging is gemaakt staat in ieder geval vast voor de
brancheorganisatie in de binnenvaart, Koninklijke Schuttevaer. Volgens directeur De Vries van die organisatie
is vervoer over water stukken goedkoper dan over het spoor, maar vond hij bij het toenmalige kabinet geen
gehoor voor zijn argumenten.
Uit de verhoren van de commissie-Duivesteijn kwam naar voren, dat naar topambtenaren van Verkeer en
Waterstaat en havenbaronnen in Rotterdam wel serieus werd geluisterd. In 1989 adviseerde de zogenoemde
commissie-Van de Plas aan demissionair VVD-minister Kroes (Verkeer) over het beter gebruik maken van het
vervoer per spoor. Een jaar later stuurden dezelfde mensen een brandbrief aan haar opvolgster Maij, waarin
werd aangedrongen op de aanleg van een Betuwelijn.
Maij beloofde dat er "geen schop de grond in zou gaan", als niet ook het bedrijfsleven geld zou steken in de
Betuwelijn. Maar voor voormalig ICT-topman en havenbaron Wormmeester, lid van de commissie-Van de Plas, staat
vast dat dit door transportbedrijven nooit serieus is overwogen. Volgens Geelhoed, destijds voorzitter van de
ICES-commissie van topambtenaren, zag de commissie private financiering wel als wenselijk, maar nooit als een
voorwaarde. Bovendien werd in de loop van de jaren steeds meer duidelijk dat private financiering niet
haalbaar zou zijn, maar ging de schop wel degelijk de grond in.
Geelhoed stelde dat hij net als het Centraal Planbureau "onverbloemd negatief" zou adviseren over de aanleg
van de Zuiderzeelijn, die ook volgens het huidige kabinet meer werkgelegenheid voor het noorden moet
opleveren. Volgens oud-minister Van Kemenade, onafhankelijk voorzitter van de uit topambtenaren bestaande
Rijksplanologische Commissie, heeft het kabinet weliswaar 2,73 miljard gereserveerd voor de Zuiderzeelijn,
maar staat daarmee nog lang niet vast dat die snelle spoorverbinding er ook komt. Als uit een "prijsvraag"
onder bedrijven, die tuk zijn op de aanleg en de exploitatie van de lijn, blijkt dat die niet rendabel is
wordt de beslissing weer "in de volle breedte" onder de loep genomen.
De commissie stelde woensdag aan de kaak dat een externe deskundige grote invloed heeft gehad op het beleid,
zonder dat de Tweede Kamer erin gekend werd. Een 'houtskoolschets' over de toekomstige ruimtelijke inrichting
van Nederland, waarvan de ideeën volgens Geelhoed voor 90 procent werden overgenomen door het kabinet,
werd in 1996 opgesteld door een adviseur van een particulier bureau.
(Bron: ANP)