Blijf-van-mijn-lijfhuis in Kabul
30 mrt 06
NOVA maakte in maart 2006 een reportage over de opening van een blijf-van-mijn-lijfhuis in Kabul. Verslaggever Ellen Brans maakte een verslag.
Een 'blijf-van-mijn-lijf-huis' in Afghanistan. Daar klinkt iets tegenstrijdigs in door. Een opvanghuis
voor mishandelde vrouwen in een land waar je als vrouw überhaupt niet meetelt. Een land waar je van
hoofd tot teen bedekt over straat moet en waar je geen enkel recht hebt. In een land waar het normaal is dat
mannen hun vrouwen slaan.
Wat heeft een 'blijf-van-mijn-lijfhuis' daar voor zin?! Ergens klopt er iets niet. In de zomer hoorden mijn
collega Mirjam Bartelsman en ik voor het eerst van het intiatief van de Nederlandse Janny Beekman. Een
opvallend bericht, onze nieuwsgierigheid was meteen gewekt. Dus trokken we naar de afgelegen woning van deze
vrouw - in het Groningse Houwerzijl- om met haar te praten en erachter te komen wat ze van plan was en
vooral: wat haar bezielde.
Ruim een half jaar later zitten we op losse zittingen van het gammele vliegtuig van Ariana Afghan Airlines -
een cadeautje van India - op weg naar Kabul. Het pakken van de koffer viel mee voor deze reis: de camera met
bijbehordende apparatuur, een geleende hoofddoek en wijd vallende kleding, wat tunieken tot over de kont. De
keuze is beperkt, dus geen getwijfel of er niet toch nog een leuk jurkje voor bijzondere gelegenheden
meegenomen moet worden. Bovendien schijnen vrouwen er 's avonds toch niet zonder begeleiding van een
Afghaanse man over straat te kunnen. Als het vliegtuig landt, bedekken alle vrouwen in het toestel hun hoofd
voor ze naar buiten gaan. Wij volgen hun voorbeeld, knopen onze hoofddoeken onwennig om en stappen het
zwaarbeveiligde vliegveld op.
Janny Beekman wacht ons op in Kabul. Ze is een week eerder vertrokken om de opening van het huis voor te
breiden. "Het gaat op zijn Afghaans", verzucht ze als we naar de voortgang informeren. "Vloerbedekking wordt
te laat geleverd, tegelzetters komen niet opdagen, electriciteit werkt niet en de directrice is zoek." Ze
gebruikt niet langer het woord 'blijf-van-mijn-lijfhuis', ze heeft het over een opvanghuis voor vrouwen, met
name voor weduwen. Want Beekman weet inmiddels dat het nu nog te gevaarlijk is om zich met de groep vrouwen
bezig te houden die door hun mannen worden mishandeld. En bovendien: vrijwel alle vrouwen in Afghanistan
hebben te maken met geweld.
Het huis ligt in de wijk Karte Parwan, met de kleine straatjes die tegen de heuvel op klimmen. Al schuddend
rijden we er heen. Net als in de rest van Kabul zijn de wegen hier kapot, onverhard, stoffig en vol
levensgevaarlijke gaten, die verkeersdrempels overbodig maken. Vuilnis wordt er op straat gestort en dient
als graasplek voor schapen.
Als we bij het huis aankomen, begint Janny de werklui meteen te helpen met het in elkaar timmeren van een
schoenenkast. De mannen zijn er al gewend aan die vreemde blanke vrouw, die zich zonder aarzeling op hun
terrein begeeft. Van buitenlandse vrouwen wordt nu eenmaal meer geaccepteerd dan van de Afghaanse. En
bovendien hebben ze dankzij haar werk, dus ze vinden het wel best.
Ook de uit twee vrouwen bestaande cameraploeg van NOVA wordt, na de eerste nieuwsgierige blikken, gelaten
geaccepteerd en krijgen een overheerlijke, warme Bolani van de bewaker voorgeschoteld ter verwelkoming.
In Afghanistan heerst al bijna dertig jaar oorlog en veel vrouwen hebben in die tijd hun man verloren. Vooral
voor deze groep vrouwen is het leven zwaar, zo niet onmogelijk. Een luxe verschijnsel als een
weduwe-en-wezen-uitkering bestaat er niet. De meesten zijn analfabeet, aangezien het in de Talibantijd
verboden was voor vrouwen om naar school te gaan, en werken is daardoor nauwelijks mogelijk. Áls het
al geaccepteerd zou worden. Eigenlijk zou de broer van de overleden man voor het achtergbleven gezin moeten
zorgen, maar die heeft door de armoede vaak zelf al moeite genoeg zijn eigen vrouw en kinderen te
onderhouden. Dus wordt de alleenstaande moeder aan haar lot overgelaten. Of erger: door die broer misbruikt.
De weduwen van Kabul zijn vogelvrij. Voor hen is het huis van Janny Beekman bedoeld.
Mirjam Bartelsman en ik verblijven zelf in een hotel in het centrum van de stad. Het 'Park Residence Hotel'
klinkt uitnodigend, maar bij aankomst voldoet de eerste indruk niet helemaal aan de verwachtingen. Geen
neonbordje met 'hotel' of een vriendelijk glimlachende receptioniste, maar een zware zwartmetalen deur met
een slagboom, bewaakt door mannen in legergroen met grote geweren. De taxichauffeur legt uit dat er op deze
manier minder makkelijk aanslagen worden gepleegd. De opmerking is bedoeld om ons gerust te stellen, maar de
uitwerking is anders. We gaan met een wat vreemd gevoel slapen.
De volgende dagen gaan we met onze tolk op zoek naar alleenstaande vrouwen, die kunnen vertellen hoe hun
leven eruit ziet, wat voor problemen ze tegenkomen en hoe ze daar mee omgaan. We komen terecht in 'de
politiewijk', een wijk waar vooral politiemensen wonen. Tegenover deze blokken appartementen zijn met
tentdoeken een soort hutjes gebouwd tegen de geraamten van flats in aanbouw. Het is er koud, vies en
troosteloos, en het wemelt er van de oorlogsweduwen. We zijn enigszins verrast hoe makkelijk en openlijk de
vrouwen voor de camera over hun leven praten. Het scheelt echt dat ook wij vrouwen zijn en dat ze op eigen
terrein zijn. Van verschillende mannelijke cameramensen hoor ik dat het voor hen al problemen oplevert als ze
hun lens al in de richting van een vrouw draaien.
Maar deze weduwen lijken blij om aan westerse vrouwen hun verhaal te kunnen doen. Ze vertellen over hun
mannen die door de Taliban of door de Mujahedin zijn vermoord, over de manier waarop ze sindsdien behandeld
worden, over hun angsten en over de manieren waarop ze proberen hun hoofd boven water te houden. Zo vertelt
er bijvoorbeeld een vrouw dat ze haar vier kinderen groot brengt met een dieet van tomaten en zout. Een ander
is afhankelijk van de opbrengst van haar bedelende zoontjes. En een meisje van een jaar of negen is samen met
haar broertjes aan haar lot overgelaten - de vader is vermoord, de moeder is door een andere man meegenomen -
en vertelt met een hees stemmetje dat haar allergrootste droom een huis en eten is. Hartverscheurend.
De tolk vertelt dat we op plekken als dit sloppenwijkje beter niet langer dan twintig minuten kunnen blijven,
omdat dan het nieuws verspreid is dat er een westerse ploeg aan het werk is. Dat trekt niet alleen tientallen
kinderen aan die met hun modderige handjes aan je kleding en camera beginnen te trekken, maar ook minder
plezierige types die je liever niet in de buurt zou willen hebben. We luisteren naar hem, en vertrekken
steeds op tijd.
Slechts een keer gaat het mis, maar dat had een andere oorzaak. Het was geen dreigende, nare man die de
cameravrouw aanviel, maar een valse hond. Een gescheurde broek en een kapotte knie waren het gevolg. En een
geschokte menigte mannen. Van schrik vergat ik even waar ik was, dus toen ik wilde kijken hoeveel schade de
tanden van de hond hadden veroorzaakt, trok ik mijn broekspijp gedachtenloos tot ver over de knie omhoog. Een
bloot been. Ongehoord. Met open mond stonden de mannen er naar te staren.
Aan het eind van de week hadden we flinke hoeveelheden tape met verhalen van weduwen, en genoeg materiaal
over de ontwikkelingen rond het huis van Janny Beekman. Het huis is nu een week open en inmiddels zijn er
zeker drie vrouwen komen wonen. Ze waren aan een opleiding begonnen en hun kinderen gingen naar school.
Misschien is het een druppel op de gloeiende plaat, misschien draagt het een heel klein beetje bij aan de
verbetering van de positie van de vrouwen in Afghanistan, maar in elk geval is het voor deze vrouwen een
uitzonderlijke kans op een enigszins draaglijk bestaan.
Naast het verhaal van de Afghaanse vrouwen hebben we in die dagen ook nog twee reportages gemaakt over
Abdul Rahman, de tot het christendom
bekeerde moslim die ter dood zou worden veroordeeld. Tijd om 'souveniers' te kopen hebben we dus niet gehad.
Op de ochtend van vertrek kochten Mirjam en ik daarom nog snel een blauwe en een rode boerka en vertrokken
naar het zwaar beveiligde vliegveld, in de hoop dat er deze zondag wel een vliegtuig zou vertrekken. Want dat
is altijd onzeker in Kabul. Gelukkig viel het mee: met een paar uur vertraging stegen we op richting
Frankfurt, zodat we op tijd ons verhaal over de weduwen van Kabul konden afmaken.