Wie tegenwoordig een misdrijf pleegt staat een geldboete, gevangenis- of werkstraf te wachten. In de zeventiende eeuw was het soort straffen een stuk uitgebreider.
Zo bestonden er de schandstraf, verbanning, lijfstraf en zelfs de doodstraf. Gevangenisstraf was in de zeventiende eeuw nog een geheel nieuwe sanctie. Vóór die tijd werd deze straf als een tijdelijke maatregel in afwachting van berechting gezien. Langdurige gevangenisstraf kostte de overheid simpelweg veel te veel geld. Vanaf de zeventiende eeuw werden nieuwe strafinrichtingen gebouwd waar de gevangenen zelf voor hun onderhoud moesten werken. Deze zogenaamde tuchthuizen heetten rasphuizen (voor mannen) en spinhuizen (voor vrouwen). Mannen moesten in een dergelijk tuchthuis hout raspen waarbij de houtvezels dienden als grondstof voor de bereiding van verf en inkt. De meeste straffen werden in de zeventiende eeuw echter in het openbaar uitgevoerd. Ze dienden als waarschuwing voor de burger. Openbare schandstraffen werden toegepast bij lichte vergrijpen als kwaadsprekerij, overspel, dronkenschap of onruststokerij. De daders werden op het schavot aan een paal vastgebonden en kregen een bord om hun nek waarop het misdrijf stond vermeld. Het publiek mocht vervolgens de gestrafte uitschelden en bekogelen met straatvuil. De teksten op de borden waren bijvoorbeeld ‘diefstal’, ‘muntschennis’ of ‘overspel’. De tegenwoordige spreekwoorden ‘voor paal staan’ en ‘het pispaaltje zijn’ zijn duidelijk afkomstig van de schandstraffen. Lijfstraffen waren een stuk ernstiger dan schandstraffen. Al vanaf de Middeleeuwen werden deze straffen uitgedeeld volgens het gelijkheidsbeginsel waarbij de straf samenhangt met het vergrijp. Dieven werden gebrandmerkt om anderen voor hen te waarschuwen en geweld leidde tot het afhakken van de vingers; spionnen raakten een oog kwijt en muntsnijders verloren hun duim. Deze gruwelijke lijfstrafffen werden in de zeventiende eeuw echter nog maar sporadisch toegepast. De doodstraf stond onder andere op herhaalde diefstal, moord, brandstichting en valsemunterij. Maar ook op homoseksualiteit stond in de zeventiende eeuw de doodstraf. Er waren verschillende manieren voor de uitvoering van de straf, zoals onthoofding, ophanging of wurging. De ergste doodstraf die er bestond was echter de breekbank en was bedoeld voor de zwaarste misdadigers. Hierbij werd de misdadiger aan de breekbank gebonden waarna een beul met een hamer al zijn ledematen brak. Pas op het allerlaatste moment kreeg de misdadiger met de hamer een genadeklap op zijn hart. Omdat men aan het eind van de achttiende eeuw doodstraf door ophanging te gruwelijk begon te vinden, werd rond 1800 de guillotine geïntroduceerd. Deze straf werd gezien als humaan aangezien het lijden van de crimineel door de snel vallende bijl veel korter duurde. Pas in de negentiende eeuw werden de hier besproken straffen afgeschaft. In 1854 kwam er een eind aan de openbare lijfstraffen en in 1870 werd in Nederland de doodstraf officieel afgestraft. Enkele uitspraken die met de straffen van vroeger te maken hebben: Opgroeien voor galg en rad Het pispaaltje zijn Een blok aan het been zijn Aan de kaak stellen De genadeklap krijgen Je geradbraakt voelen Tegen de lamp lopen Voor het blok staan Meer info: - Thema Misdaad en Straf op deze website
- Steensma, H. (1981). Straffen door de eeuwen heen: de beul, het tuchthuis en de gevangenis. Franeker: Disco-offset.
- Website museum De Gevangen Poort in Den Haag www.gevangenpoort.nl
- Website Weegschaal & Zwaard op www.weegschaal.nl
- Educatieve website met o.a. opdrachten voor scholieren over recht op www.essener.nl
|