De opkomst van de aardappel

Meisje dat aardappels schilt, een doek uit omstreeks 1900 van Johanna Clara Bruins uit Assen.Tot ver in de 18de eeuw waren graanproducten het basisvoedsel in de Nederlanden. Rogge, gerst, haver, spelt, tarwe en boekweit werden verwerkt tot brood, pap, brij, pannenkoeken, wafels en uiteraard tot bier, de volksdrank bij uitstek.

Vlees was sinds het einde van de 17de eeuw een steeds schaarser artikel geworden. Voornaamste oorzaken: de veepest en een groeiende bevolking. In de 18de eeuw werden de lagere standen noodgedwongen vegetariër en kreeg het eten van vlees een statusfunctie.

Een mooi voorbeeld is Het wederzyds huwelyksbedrog,een blijspel van Pieter Langendijk uit 1714. Hierin proberen een verarmde edelman en een juffer elkaar aan de haak te slaan. Beiden doen of ze puissant rijk zijn. Zo geeft de vrouw haar meid zogenaamd opdracht haas, kalkoen, runderlende en augurken te halen. In een verstolen terzijde mompelt deze wat er werkelijk op tafel zal komen: runderpoot, karnemelkse pap en gort.

Tegen het einde van de 18de eeuw was het, door de veepest en de hoge graanprijzen, nog slechter gesteld met het voedsel en het dagelijkse bier. Op dat moment begon de aardappel – al vanaf circa 1600 bekend – aan zijn opmars. Aardappels werden aanvankelijk vooral verbouwd op schrale grond door boeren die weinig te verliezen hadden. De hoge opbrengst per hectare bleek voor hen een uitkomst, en zo verscheen de knol op het menu van de arme boerenstand – om zich vandaaruit een weg te banen naar de lagere klasse in de steden. Bij de elite raakte de aardappel pas na 1775 ingeburgerd.

korset

1555 - Modieuze vrouwen uit de hogere standen snoerden met dit metalen scharnierend korset omstreeks 1550 hun taille in. Het werd over een hemd heen gedragen.

Relevante tijdvakken