Poffen en splitten

Op de afbeelding uit 1608 zijn feestende adellijke lieden te zien.
[klik voor vergroting]
In de 16de eeuw werd de mode nog steeds bepaald door de hogere standen. Het was de tijd van de splitten: overal was door openingen in de bovenkleding de stof van de onderkleding zichtbaar.

Alles aan die kleding pofte, bloesde en stond wijduit: de mouwen, de kegelvormige hoepelrokken en zelfs de schaambuidel voor het geslacht die de man tussen de losse hozen droeg. De heren maakten zich breed; de dames waren bescheidener: ze snoerden zich in.

In de tweede helft van de zestiende eeuw was Spanje niet alleen uitgegroeid tot een wereldmacht, maar ook toonaangevend geworden op het gebied van de mode. Die raakte snel verbreid, onder meer omdat koning Filips II in zijn opeenvolgende huwelijken trouwde met vrouwen van vier verschillende nationaliteiten.

Het Spaanse modebeeld was streng en overwegend zwart van kleur. Zelfs hoofd en hals verloren hun bewegingsvrijheid. Ze werden gevat in een witte kanten kraag met stijve pijpplooien.

Het zwart onder de kraag was als kleur misschien niet opzienbarend, maar de gebruikte stoffen waren dat wel, wegens hun kostbaarheid. Het is dan ook niet zo vreemd dat de Staten van Holland in 1596 een weeldebelasting op zijde en satijn invoerden.

Op de afbeelding uit 1608 zijn feestende adellijke lieden te zien. Dergelijke kleren waren niet bepaald geschikt voor het werk op het land, dus aan de boeren ging deze mode voorbij.

Wél praktisch, want elastisch, waren de gebreide kousen die in deze periode in zwang kwamen. De adel gaf de voorkeur aan zijden kousen, voorzien van ingeweven patronen en doorregen met goud- en zilverdraad. Ze kwamen mooi uit onder de korte, donkere en stijf opgevulde pofbroeken van de mannen.

sterke stoffen

In het oosten van Nederland wordt een begin gemaakt met de verwerking van katoen als inslaggaren. Er worden stoffen van geweven als bombazijn, een sterk materiaal dat geschikt is voor werkkleding.

Relevante tijdvakken