Rivieren, tollen en lokale belangen

De oudste kaart van de Veluwe (1557)
[klik voor vergroting]
In de Middeleeuwen waren Rijn, Waal en Maas de belangrijkste verkeersaders van het land. Steden van enige betekenis waren met deze grote stromen verbonden door een wijdvertakt netwerk van natuurlijke wateren, zoals de Schelde, het Zwin, de Utrechtse Vecht, het Spaarne en de IJssel.

De belangrijkste scheepvaartroute verbond Amsterdam met Rotterdam en Dordrecht, via IJ, Spaarne, Haarlemmer- en Braassemermeer, Oude Rijn, Gouwe en Hollandse IJssel. De situatie op de hoge zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland was minder gunstig. Het verkeer moest daar meestal over land, door uitgestrekte bossen en onafzienbare heidevlakten. ‘s Zomers waren de schaarse wegen stoffig en rul, in de herfst modderig, in de winter hardbevroren. Ze werden dan ook weinig gebruikt.

Toen in de 13de en 14de eeuw het economisch zwaartepunt van de IJsselsteden (Kampen, Deventer, Zutphen) verschoof naar de steden van Holland en Zeeland onder meer door het verzanden van de IJssel werden pogingen ondernomen de infrastructuur van deze gewesten te verbeteren. Daar kwam aanvankelijk weinig van terecht. Vooral Haarlem, Gouda en Dordrecht lagen dwars. Dit drietal had in het verleden van de graven van Holland het lucratieve recht gekregen op het passerende scheepvaartverkeer tol te heffen.

Elke poging de bestaande wateren met kanalen te verbinden, en op die manier de verbindingen te bekorten, stuitte op verzet van de drie steden: ze waren bang dat de scheepvaart hun tollen zou omzeilen. Toen Delft in 1536 bijvoorbeeld probeerde een rechtstreekse verbinding met de Oude Rijn te krijgen, schreeuwde Gouda moord en brand en sleepte de Delftenaren voor de rechter.

Met succes; het algemeen belang moest wijken voor het plaatselijke. Op de bovenstaande afbeelding de oudste kaart van de Veluwe (1557) waarop duidelijk te zien is dat de Nederlandse steden vooral langs het water werden gebouwd.

Opleiding voor diëtisten

1935 - In Amsterdam gaat een opleiding voor diëtisten van start. Eerder al, aan het einde van de 19de eeuw, waren in Nederland de eerste kook- en huishoudscholen opgericht.