Tasten in het duister

Een pagina uit het getijdenboek van Catharina van Kleef (ca. 1440)
[klik voor vergroting]
In de Middeleeuwen had de geneeskunde de mens weinig te bieden. De oude, in het klassieke Griekenland en Rome ontwikkelde leer van de lichaamssappen (gezondheid en ziekte hingen af van de wijze waarop de verschillende sappen zich tot elkaar verhielden) werd algemeen als correct beschouwd.

Een geneesheer kon dan ook weinig anders doen dan een diagnose stellen op basis van een onderzoek van bloed, urine, zweet en speeksel en vervolgens overgaan tot behandelingen als aderlaten, purgeren of het toedienen van braakmiddelen, lavementen en blaartrekkende kruiden.

Omdat impotentie, geheugenverlies, hysterie en andere onduidelijke klachten bovendien werden toegeschreven aan tovenarij of het werk van de duivel, speelden magie en bijgeloof een belangrijke rol en maakten ook bezweringsformules en tal van magische middeltjes deel uit van de behandelwijze. Ziekenhuizen bestonden al wel, maar leken in weinig op onze moderne gezondheidsinstellingen.

Eerder waren het liefdadigheidsinrichtingen waar nonnen, broeders of andere vrome mannen en vrouwen hun naasten verpleegden en verzorgden, indachtig het christelijk gebod van naastenliefde. Van behandelen was in de middeleeuwse gasthuizen amper sprake. Op de afbeelding een pagina uit het getijdenboek van Catharina van Kleef (ca. 1440) waar een stervende een brandende kaars in zijn hand gedrukt krijgt als teken dat zijn ziel in de hemel wordt opgenomen.

verenigingen

1946 - De Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunde valt uiteen in twee afzonderlijke verenigingen: de Landelijke Huisartsen Vereniging en de Landelijke Specialisten Vereniging.