Hofstadverdachten vrijgesproken van terrorisme
23 jan 08
Het Haagse gerechtshof heeft woensdag zeven veronderstelde leden van terreurnetwerk de Hofstadgroep vrijgesproken van het vormen van een terroristische organisatie.
Het hof verklaarde in het geval van een van de hoofdverdachten, Jason W., dat hij zich wel heeft schuldig
gemaakt aan vijfvoudige poging tot moord. Daarbij was volgens het hof geen sprake van een terroristisch
motief.
W. gooide op 10 november 2004 handgranaten naar leden van een arrestatieteam dat hem en zijn kompaan
Ismaïl A. wilde arresteren in een woning in het Haagse Laakkwartier. De rechtbank veroordeelde W.
destijds tot vijftien jaar cel, in hoger beroep eiste het Openbaar Ministerie achttien jaar. Het hof legde W.
vijftien jaar op.
Ismaïl A. kreeg van de rechtbank dertien jaar cel. In hoger beroep eiste het OM achttien jaar. Het hof
veroordeelde hem tot vijftien maanden, want het rechtscollege achtte hem niet schuldig aan het medeplegen van
de vijfvoudige moordpoging, wel aan het bezit van de handgranaten. A. kwam woensdag direct op vrije
voeten.
Het OM ging in 2006 in beroep tegen het vonnis van de rechtbank, die tegen de vermeende leden van de
Hofstadgroep nog straffen tot vijftien jaar cel oplegde. Volgens justitie wilden de verdachten
terreuraanslagen plegen en een islamitische staat in Nederland vestigen.
De rechtbank achtte toen ook niet bewezen dat de groep jonge mannen daadwerkelijk aanslagen aan het
voorbereiden was. Wel was er volgens de rechtbank voldoende bewijs dat de Hofstadgroep een terroristische
organisatie vormde, gericht op haat zaaien, opruien en bedreigen.
Het hof kan zich in die laatste conclusie dus niet vinden. "Het OM heeft niet kunnen bewijzen dat er sprake
was van een gestructureerd samenwerkingsverband", motiveerde het rechtscollege woensdag. Alle verdachten
kwamen bij de moordenaar van Theo van Gogh, Mohammed B., thuis. Maar het was niet verplicht om te komen. Ook
alle geschriften over Jihad en andere uitlatingen en bijeenkomsten waren niet zodanig georganiseerd dat je
volgens het hof kunt spreken van het bestaan van een terroristische organisatie.
Tevens zijn er onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachten het gedachtegoed van Mohammed B. aanhingen.
Het hof: "Daarvoor zijn aanwijzingen, maar niet meer dan dat. Je kunt niet van een gemeenschappelijke
ideologie spreken."
(Bron: ANP)