Evaluatieonderzoek Ina Post afgerond
19 mrt 08
Het driemanschap uit de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) dat onderzoek deed naar de strafzaak Ina Post, heeft hierover gerapporteerd aan het College van procureurs-generaal.
Hij adviseert het College om het rapport aan te bieden aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, om te
kijken of een herzieningsverzoek zou moeten worden ingediend. Dit advies is gebaseerd op een van de
conclusies uit het onderzoek dat het slachtoffer mogelijk eerder is overleden dan tijdens het strafproces is
aangenomen.
Mevrouw Post heeft destijds bekend het slachtoffer na 18.00 uur om het leven te hebben gebracht. Deze
bekentenis heeft een belangrijke rol gespeeld bij het bewijs.
Nu het driemanschap heeft geconcludeerd dat het slachtoffer mogelijk ruimschoots vóór dat
tijdstip is overleden, kan worden getwijfeld aan de juistheid van haar verklaring.
Voorgeschiedenis
Het onderzoek betrof de zaak waarin mevrouw Post, een bejaardenverzorgster, in 1987 werd veroordeeld wegens
doodslag op een 89-jarige vrouw in Leidschendam en wegens valsheid in geschrift. De veroordeling was in
hoofdzaak gebaseerd op een bekentenis die mevrouw Post bij de politie heeft afgelegd. Zij heeft die
bekentenis nog een paar keer herhaald, maar nadat het politieonderzoek was afgerond heeft zij altijd ontkend
schuldig te zijn.
Zij heeft bij de Hoge Raad om herziening gevraagd van haar veroordeling en heeft steeds de publiciteit
gezocht om aandacht te vragen voor de volgens haar onterechte veroordeling. Uiteindelijk is haar zaak door
drie wetenschappers aangebracht bij de CEAS.
Onderzoeksvraag
Het driemanschap heeft de vraag onderzocht of in het opsporingsonderzoek en de vervolging manco's kunnen
worden vastgesteld, waardoor de rechter de zaak niet goed heeft kunnen beoordelen. Het driemanschap heeft
zich niet beziggehouden met de vraag of mevrouw Post wél of niét schuldig is.De rol van de
rechter om staatsrechtelijke redenen door de CEAS niet in haar onderzoek is betrokken.
Conclusies
In het onderzoek zijn manco's geconstateerd. Het driemanschap stelt vast dat het destijds uitgevoerde
politieonderzoek voldoet aan de eisen die wet, recht en verdragen daar aan stellen, maar dat het
opsporingsonderzoek niet volledig is. Ook de verslaglegging is onvolledig en op diverse punten incorrect en
tegenstrijdig volgens het driemanschap. De officier van justitie had dit moeten constateren en de teamleider
hierover kritisch moeten bevragen.
Daarnaast had de officier de taak om deze onvolledigheden, onjuistheden en tegenstrijdigheden ofwel te
(laten) corrigeren, ofwel transparant aan de rechter voor te leggen.Onderzoek dat had moeten worden gedaan is
niet verricht en niet alle wel verrichte onderzoekshandelingen zijn in het proces-verbaal verantwoord.
Het onderzoek heeft zich vanaf het begin gericht op de aanname dat de dader een bekende van het slachtoffer
moet zijn geweest, zonder dat de juistheid van die aanname is gecontroleerd. Het onderzoek heeft zich
bovendien vanaf het begin gericht op een mogelijk onjuist tijdstip van overlijden.
Daarnaast was het onderzoek na de aanhouding van mevrouw Post vooral gericht op het verkrijgen van een
bekentenis van mevrouw Post. Nadat zij bekend had, lag het tactisch onderzoek nagenoeg stil. Haar bekentenis
is slechts ten dele gecontroleerd, en daardoor onvoldoende vergeleken met de andere
onderzoeksresultaten.
De kritiek van het driemanschap richt zich ook op de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. Doordat een
onjuist tijdstip van overlijden als uitgangspunt is genomen komt een groot deel van de onderzoeksresultaten,
bijvoorbeeld het onderzoek naar alibi's, op losse schroeven te staan. Het uitgangspunt dat de dader een
bekende van het slachtoffer is geweest, had tot gevolg dat een te beperkte groep potentiële verdachten
in het onderzoek is betrokken.
Het driemanschap heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de bekentenissen van mevrouw
Post zijn afgelegd onder ongeoorloofde druk. Wel zijn er concrete aanwijzingen dat haar op verschillende
momenten tijdens de verhoren daderinformatie is aangereikt. Ook uit andere bronnen kan mevrouw Post overigens
daderinformatie hebben verkregen.
Wanneer, door wie en onder welke omstandigheden daderinformatie aan haar is verstrekt kan niet meer worden
gereconstrueerd. Daardoor kan niet worden vastgesteld hoe betrouwbaar haar bekentenissen zijn. Er kan
eveneens twijfel rijzen aan de betrouwbaarheid van haar bekentenissen, omdat details daaruit niet nader zijn
onderzocht. Tegenstrijdigheden tussen haar verklaringen en andere onderzoeksresultaten zijn daardoor blijven
bestaan.