Talloze aanklachten tegen Saddam mogelijk
15 dec 03
Angst was de belangrijkste machtsbasis van het decennialange regime van Saddam Hoessein.
De methoden om angst te zaaien, maakten integraal deel uit van het bestuur van Saddam en zijn Baathpartij.
Volgens waarnemers was Saddam veelal persoonlijk verantwoordelijk voor het opzetten van het
onderdrukkingsapparaat. Tegen hem kunnen talloze aanklachten worden ingediend. Een greep uit de zaken waar
hij van kan worden beschuldigd:
Marteling
Saddams geheime politie en Baath-functionarissen pasten marteling
systematisch toe op vooral vermeende politieke tegenstanders, deserteurs en familieleden van politiek actieve
personen. Er zijn aanwijzingen dat ook kinderen werden gemarteld.
De Revolutionaire Commando Raad, waar Saddam voorzitter van was, vaardigde met regelmaat decreten uit waarin
strafmaten zoals amputaties en andere vormen van mutilatie werden vastgelegd. Volgens een decreet uit 2000
werd de amputatie van de tong toegestaan als straf voor belediging van de president of zijn familie.
Standrechtelijke executies
Vrije rechtsspraak en afgewogen juridische beslissingen
kwamen in Saddams Irak niet voor. Vermeende tegenstanders of familieleden van opposanten werden afgevoerd,
doodgeschoten of onthoofd. Standrechtelijke en wederrechtelijke executies werden ook toegepast om
gevangenissen 'op te schonen'. Zo werden in 1984 circa 4000 veelal politiek gevangenen in de Abu Ghraib
gevangenis doodgeschoten. De massagraven die na de Amerikaanse inval zijn ontdekt laten zien dat vele
tienduizenden, mogelijk honderdduizenden mensen de afgelopen deccenia op deze wijze om het leven zijn
gekomen. Documenten van de Baathpartij, die haar handelingen goed bijhield, laten zien dat executies
integraal onderdeel uitmaakten van het beleid.
Vervolging van bevolkingsgroepen
Koerden
In 1987 begon Saddam Hoessein een campagne tegen de Koerdische bevolking in het
noorden van Irak. Volgens mensenrechtengroeperingen zijn tussen 1987 en 1988 meer dan 100.000 Koerden gedood
of verdwenen. Tienduizenden mensen werden uit hun huizen verjaagd. De commandant in het gebied, Ali Hasan
al-Majid, zette in maart 1988 gifgas in tegen het dorp Halabja, waarbij 5000 personen omkwamen en 10.000
blijvende gevolgen overhielden aan het gas. Al-Majid kreeg de bijnaam 'Chemische Ali'.
Sjiieten
De sjiieten vormen ongeveer 60 procent van de bevolking van Irak en wonen
voornamelijk in het zuiden. Saddam, die steunde op de Soenitische minderheid in centraal-Irak, waakte ervoor
dat er te machtige leiders onder de sjiieten konden opstaan. Vooraanstaande leiders werden gedood. De
ayatollah Muhammed Baqir al-Sadr wred in 1980 geëxecuteerd. Verscheidene vooraanstaande leden van een
andere familie van geestelijken, al-Hakim, werden in de jaren tachtig eveneens vermoord.
Na de Golfoorlog in 1991 brak er in het zuiden van Irak een opstand uit, die hard werd neergeslagen.
Tientallen geestelijken en honderden burgers werden gearresteerd en geëxecuteerd.
Moeras-arabieren'
In de jaren negentig liet Saddam de moersassen in het zuiden van het land verdrogen en maakte daarmee
vrijwel een einde aan de 5000 jaar oude cultuur van de zogenoemde Moeras Arabieren. De inwoners van het
gebied werden gedwongen te vertrekken. De gemeenschap kon op die manier beter worden gecontroleerd.
Inval in Koeweit
Na de Iraakse inval in Koeweit in augustus 1990 was er sprake van
georganiseerde plundering. Honderden Koeweiti's werden gearresteerd, gemarteld en verkracht. Volgens Koeweit
is het lot van ongeveer zeshonderd vermiste personen, veelal krijgsgevangenen, onbekend. Zij zijn
waarschijnlijk weggevoerd naar Irak. Enkele honderden buitenlanders in Koeweit werden door Iraakse troepen
gegijzeld om te voorkomen dat westerse troepen het land zouden bevrijden.
Oorlog tegen Iran
Tussen 1980 en 1988 waren Irak en Iran verwikkeld in een oorlog. Iran liet maandag weten een aanklacht tegen
Irak voor te bereiden wegens de misdaden die Saddam tegen de islamistische republiek zou hebben begaan.
(Bron: ANP)