Reactie ziekenhuis inzake tuchtzaak arts Peter Vencken
10 mrt 05
Op 10 maart 2005 moest de arts Peter Vencken voor het medisch tuchtcollege verschijnen omdat een van zijn patiënten was overleden nadat Vencken morfine had toegediend als pijnstiller.
NOVA vroeg het ziekenhuis waar de arts werkt hoe de kwestie tot een zaak gekomen is. Hieronder het
antwoord.
Aan: NOVA, t.a.v. mevrouw Sylvia Pilger
Van: Amphia Ziekenhuis Breda/Oosterhout
Datum: 8 maart 2005
Betreft: reactie van het Amphia Ziekenhuis inzake de straf- en tuchtzaak tegen
arts-assistent
In het Amphia Ziekenhuis, locatie Pasteurlaan Oosterhout, is twijfel gerezen over het natuurlijk overlijden
van een patiënt op 31 mei 2003. Bij twijfel over natuurlijke dood behoort het ziekenhuis, in casu de
hoofdbehandelaar, de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen. Dat is in dit geval ook gebeurd. De
gemeentelijke lijkschouwer meende op grond van zijn bevindingen overleg te moeten plegen met de Officier van
Justitie die vervolgens tot strafrechtelijke vervolging van de arts-assistent besloot. Ook met de
arts-assistent is contact gelegd.
Op woensdag 10 november 2004 deed de rechter van de Arrondissementsrechtbank Breda uitspraak in de strafzaak
tegen de arts-assistent die in mei 2003 op de locatie Pasteurlaan Oosterhout van het Amphia Ziekenhuis
werkzaam was. De Rechter wees de eis van het Openbaar Ministerie, dat de verrichtingen van de arts-assistent
in de laatste levensfase van een patiënt waren aan te merken als moord, af.
Het ziekenhuis is en blijft van mening dat het bij twijfel over natuurlijk overlijden goed is onderzoek te
starten en zich toetsbaar op te stellen en heeft dit via de gebruikelijke wijze gedaan door de gemeentelijke
lijkschouwer in te schakelen. Het ziekenhuis heeft destijds ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg op de
hoogte gesteld. De Inspectie besloot daarop een eigen onderzoek te doen en besloot de arts-assistent tevens
tuchtrechtelijke ter verantwoording te roepen. Op donderdag 10 maart aanstaande wordt in deze tuchtzaak
uitspraak gedaan.
Het Amphia Ziekenhuis betreurt het dat de arts-assistent en de familie zijn blootgesteld aan zo'n zware
procedure als een strafzaak. In zaken als deze is het gebruikelijk dat er overleg plaatsvindt tussen het
Openbaar Ministerie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg, waarin bekeken wordt welke procedurele weg
aangewezen is. Enkel de tuchtprocedure is hier naar de mening van het Amphia Ziekenhuis passend en het heeft
daar ook bij de betrokken instanties op aangedrongen.
Een speciale functionaris van het ziekenhuis heeft direct na de gebeurtenis contact opgenomen met de familie.
Daarbij is aangegeven dat het ziekenhuis voor meer contact openstaat. Het Amphia Ziekenhuis is te allen tijde
bereid vragen te beantwoorden en heeft inmiddels opnieuw contact opgenomen met de familie om te weten welke
vragen daar nu nog liggen. Daarbij zijn naar de familie excuses gemaakt voor het feit dat de familie het
contact als te weinig heeft ervaren. Met de familie zijn afspraken gemaakt over contacten in de
toekomst.
De omstandigheden die ten tijde van de gebeurtenissen (mei 2003) bestonden, bestaan niet meer, aangezien de
categorie patiënten waar het destijds omging, niet meer op de locatie Pasteurlaan van het Amphia
Ziekenhuis wordt opgenomen.