De Heineken-ontvoering

Op 9 november 1983 werden Alfred Heineken en diens chauffeur Ab Doderer ontvoerd door vier criminelen: Jan Boellaard, Willem Holleeder, Cor van Hout en Frans Meijer en hun hulpje Martin Erkamps.

Nederland was drie weken in de greep van de ontvoering van Heineken en zijn chauffeur die op 30 november werden bevrijd uit een een loods op industrieterrein de Heining in Amsterdam-West. De politie arresteerde vrijwel direct twee hoofdverdachten: Jan Boellaard en Martin Erkamps. Frans Meijer werd eind december gearresteerd, maar wist later te ontsnappen. Willem Holleeder en Cor van Hout vluchtten de nacht voor de ontknoping naar Frankrijk waar zij drie maanden later werden gearresteerd. Zij werden na een lange juridische strijd in 1986 uitgeleverd en werden tot elf jaar cel veroordeeld.

Het grootste deel van het losgeld, circa 20 miljoen gulden (9,1 miljoen euro), werd een week na de ontknoping gevonden in twee ingegraven tonnen in de Zeister bossen. Ook bij de arrestaties van een aantal verdachten werden miljoenen teruggevonden. Uiteindelijk is een deel van de miljoenen nooit teruggevonden. De schattingen lopen uiteen van zes tot acht miljoen gulden.

In het boek 'De ontvoering van Alfred Heineken' dat misdaadverslaggever Peter R. de Vries in 1987 publiceerde over de zaak, vertelt Cor van Hout dat hij en Holleeder zes miljoen van het losgeld voor hun vlucht meegaven aan Frans Meijer. Bij zijn arrestatie verklaarde Meijer dat hij zijn aandeel van het losgeld had verbrand. Uit de verklaring van Thomas van der Bijl, die Van Hout en Holleeder hielp met hun vlucht naar Frankrijk, blijkt dat de twee Heinekenontvoerders hun geld begroeven in een park in Parijs. Mogelijk hebben zij ook een deel van het geld van Meijer daar begraven.

(Bron: NRC Handelsblad)