Oostzeevaart

De vaart op de Oostzee vormde een niet weg te denken economische rol in het Groningen van het midden van de negentiende eeuw.

De haven van Riga was een belangrijke eindbestemming. Rond 1765 werden de eerste zeeschepen in de zeekoloniën te water gelaten en zo ontstond de Oostzeehandel vanuit de veenkoloniën. Men zegt weleens dat vanaf 1770 ‘de Groningers de Friezen’ voorbij gingen: voor die tijd werd er al wel op de Oostzee gevaren, maar dat waren Friezen.

De voorouder van Harm Edens, Willem Geuchies Stuit (1767-1830) was schipper ten tijden van de opkomst van de Oostzeevaart . Pas na de Franse tijd (na 1815) wordt het pas echt een florerende handel. Zijn zoon Harm Willems Stuit (1803-1865) maakte als schipper deze bloeiperiode mee. In deze tijd gaan ook veel Veendammers en Wildervankers de reis naar het Oosten ondernemen.

De schepen waren meestal van april tot oktober weg. In de andere maanden was men thuis. Tijdens de maandenlange tocht werd er tussen verschillende havenplaatsen op en neer gevaren met lading. De route was afhankelijk van waar men een goede lading kon krijgen (en een goede prijs voor de meegebrachte producten); daar stemde men de vaart op af. Veenkoloniale schippers waren ‘de vrachtwagenchauffeurs van de 19e eeuw’.

Tijdens deze maandenlange reis voeren de vrouwen van de schipper en de matroos mee. De veenkoloniale zeevaart was ontstaan uit de binnenvaart en traditioneel was dit een familiebedrijf waarbij man, vrouw en kinderen aan boord verbleven.

Het was een erg lucratieve handel: de schippers die meevoeren op de Oostzeevaart waren rijke lieden. De meesten konden op een gegeven moment een kapiteinshuis laten bouwen. In zo’n huis was een achter- en een voorhuis. In het achterhuis woonden de grootouders en in het voorhuis hun (volwassen) kinderen. Tijdens de maandenlange tocht bleven de jongste kinderen vaak in het kapiteinshuis, de grootouders pasten dan op hen.

De reis was niet ongevaarlijk. Een klassieke grap in de zeilvaart was dat er 3 boorden waren: bakboord, stuurboord en overboordà De Oostzeevaart was bepaald niet zonder gevaren en menig koloniaal schip verging met man en muis op weg naar of vanaf een van de vele Oostzeehavens. Toch was het met man en muis vergaan van zeeschepen niet doodsoorzaak nummer 1, veel zeelieden overleden aan de gevolgen van ziekte of door beroepsongevallen (overboord slaan, uit de mast vallen).


Aan het einde van de negentiende eeuw verloor de Veenkoloniale zeevaart haar glans. De relatief kleine schepen konden niet meer concurreren met de veel grotere zeilschepen en de grote stoomschepen.

Meer info:
- http://www.veenkoloniaalmuseum.nl/
- http://www.rigamuz.lv/km/index.php

eerste kinderziekenhuis

1863 - In Rotterdam wordt het eerste kinderziekenhuis van Nederland geopend: het huidige Sophia Kinderziekenhuis. Twee jaar later opent het Amsterdamse Emma Kinderziekenhuis zijn deuren.

Gerelateerde artikelen


Ondertussen in de...

Interbellum
Interbellum
1918-1940
Periode 'tussen beide wereldoorlogen'. In Nederland een betrekkelijk rustige periode...