Tot aan het einde van de jaren vijftig ziet de Nederlandse winkelstraat er heel anders uit dan nu.
Het is de tijd van de traditionele middenstand. Winkels worden gerund door kleine zelfstandigen, eigen bazen in eigen winkel die samen met vrouw een kinderen de zaak draaiende houden. De familie woont achter de winkel. Alles draait om de klant. Hard werken en nooit vrije tijd. Na de Tweede Wereldoorlog krijgen middenstanders het steeds moeilijker. Met de opening van de eerste kruidenierswinkel met zelfbediening eind jaren veertig, begint de opmars van de supermarkten in Nederland. En ook in andere sectoren kunnen de kleine winkeltjes niet op tegen de concurrentie van de grootschalige winkelbedrijven.Binnen 20 jaar verdwijnen 100.000 middenstandwinkels uit het straatbeeld. Daarvoor in de plaats komen de filiaals van grote winkelketens. Met als resultaat dat veel winkelstraten in Nederland er inmiddels identiek uitzien. In de negentiende eeuw verschijnen de eerste warenhuizen die breken met de traditionele detailhandel. Zij gebruiken een nieuwe formule: alles-onder-1-dak (alle producten zijn in dezelfde winkel te koop), zelfbediening, vaste en lage verkoopprijzen en direct afrekenen in plaats van verkopen op krediet.
Het allereerste warenhuis ter wereld is ‘Au Bon Marché’ en wordt in 1872 in Parijs geopend. Het eerste Nederlandse warenhuis ter wereld dat volgens deze nieuwe formule werkt is de Bijenkorf in Amsterdam en wordt geopend in 1914. Meer info: - Miellet, Roger en Voorn, Maaike (2001), Winkelen in weelde: warenhuizen in West-Europa 1860-2000, Zutphen 2001
|