Vondelingen

In de negentiende eeuw zaten de weeshuizen overvol.

In Amsterdam werden in de negentiende eeuw op hoogtijdagen twee tot drie kinderen per dag te vondeling gelegd. Het ging lang niet altijd om wezen. Gezinnen waren in die tijd soms zo arm, dat ze eenvoudigweg niet alle monden konden voeden en uit noodzaak kinderen te vondeling moesten leggen. Weeshuizen zaten overvol.

De voorouder van Birgit en Katja Schuurman, Elisabeth Moerbes, was zo’n vondeling. Zij komt in 1799 terecht in het Amsterdamse ‘Aalmoeseniers-Weeshuis’ aan de Prinsengracht, het armste weeshuis uit die tijd in de hoofdstad.

Rond 1800 werden er enkele honderden kinderen per jaar te vondelingen gelegd in Amsterdam. Op het hoogtepunt, de eerste decennia van de negentiende eeuw, waren dat er 2 tot 3 per dag.

Op dat briefje dat men bij de baby achterliet, stond een eventuele naam van het kindje, en of het al gedoopt was of niet. Als het kindje nog niet gedoopt werd, gebeurde dat alsnog, in opdracht van de regenten van het betreffende weeshuis, in de religie die het weeshuis hanteerde.

Als er geen naam bij stond, kreeg het kindje een naam van het personeel van het weeshuis. De achternaam werd vaak ontleend aan de plaats waar het kind te vondeling was gelegd. Bijvoorbeeld: 'Keijzer' op de Keizersgracht, 'Toorn' voor de torendeur van de kerk en 'Sleutel' voor brouwerij De Sleutels.

Toen de namen op waren, werden ook andere namen gebruikt, zoals plantennamen. In het geval van de voorouder van Katja en Birgit Schuurman was dat 'Moerbes'. Soms sloeg waarschijnlijk ook de meligheid toe: zo zijn er een hele reeks kinderen naar etenswaren genoemd, zoals Ansjovis of Sinaasappel. De laatste vondeling van het jaar kreeg vaak de achternaam ‘Hekkensluiter’.

Sommige vondelingen kregen een merkteken mee, zoals een doormidden gescheurde speelkaart. De moeder bewaarde de andere helft van de kaart. Zodra zij er financieel weer bovenop was, kon ze daarmee haar kindje identificeren en weer ophalen. Daar was het weeshuis dan blij mee, want er was weer een mondje minder om te voeden.

In 1825 trof een watersnoodramp het weeshuis waar Elisabeth zat. De prins van Oranje kwam op bezoek en er werden inzamelingen gehouden. Elisabeth zat er toen al niet meer, zij was inmiddels getrouwd met kastenmaker Cornelis de Graaff.


Meer info:
Vlis, Ingrid van der (2003), Weeshuizen in Nederland. De wisselende gestalten van een weldadig instituut, Zutphen; Walburg Pers. 

Groenveld, S. (1997),  Wezen en Boefjes, Zes eeuwen zorg in wees- en kindertehuizen, Hilversum; Verloren.

Endlich, Ben (2003), 450 jaren Burger-Weeshuys Amsterdam; Aspekt.

Aflevering van geschiedenis-radioprogramma OVT over vondelingen in Amsterdam: http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/3299

zedelijkheid

1823 - Oprichting van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen. Doel van het genootschap was de gevangenen in hun cel te bezoeken, onder hen geschikte lectuur uit te delen en in de gevangenis godsdienstige bijeenkomsten te organiseren. Met de zedelijke toestand van de gevangenen was het immers treurig gesteld, vond het Genootschap, zodat ‘in stede van derzelver loslating beter te zijn en het kwade te hebben afgeleerd, zij niet zelden het gevangenhuis slecher verlaten dan zij hetzelve betreden’.

Gerelateerde artikelen


Ondertussen in de...

Wederopbouw
Wederopbouw
1945-1960
Handen uit de mouwen en niet zeuren! Naoorlogse jaren van hard werken en sober leven...