Apolonia Mallekoote, een voorouder van Nelleke van der Krogt, leefde in een tijd dat een groot deel van de Zeeuwse bevolking in bittere armoede verkeerde. Het hele gezin moest bijdragen aan het levensonderhoud. Apolonia werkte net als tachtig procent van de vrouwelijke beroepsbevolking in de landbouw.

Het belangrijkste gewas dat werd verbouwd was tarwe. Verder verbouwde men meekrap, vlas en koolzaad. Op minder grote schaal waren er gewassen rogge en haver. Ook aardappels werden alleen op kleine schaal geteeld. Slechts één op de drie arbeiders had het gehele jaar door ‘vast’ werk. Zij hadden tamelijk goede woningen en konden doorgaans voordelig tarwe en andere levensmiddelen bij hunboer kopen. Vaak beschikten ze ook over een eigen lapje grond.

De ‘losse’ arbeiders (afhankelijk van seizoenswerk), leefden in de wintermaanden van de bedeling. Ze waren ondervoed en leefden in krotwoningen, soms zelfs in uit leem opgetrokken huisjes.

Bekijk het filmpje over Apolonia.