De aardappel: het brood van de armen

In 1536 maakte een Spaans expeditieleger in Zuid-Amerika kennis met deaardappel; in 1573 werd het knolgewas al geteeld in Sevilla. Botanisten zoals Clusius, directeur van de Leidse Hortus, beschreven de plant.

Meisje dat aardappels schilt, een doek uit omstreeks 1900 van Johanna Clara Bruins uit Assen.De eersten die de aardappel leerden waarderen als voedsel, en het gewas ook tot dat doel verbouwden, waren arme boeren uit Frankrijk en de Palts. Een aantal van hen vluchtte in de 17de eeuw omwille van het geloof naar de Republiek en introduceerde er tussen 1680 en 1700 de aardappel als landbouwgewas.

Vooral boeren in Friesland, de Groningse veengebieden, Zeeland en de Betuwe gingen al vroeg over op de aardappelteelt. Zo’n vijftig jaar later was de aardappel volksvoedsel. Men at de gekookte knollen, soms wel drie keer per dag, met wat vet of met azijn, raapolie, karnemelk of mosterdsaus. Elite en middenklasse aten de aardappel later vooral als groente, bijvoorbeeld bij vis.

Op het schilderij een meisje dat aardappels schilt, een doek uit omstreeks 1900 van Johanna Clara Bruins uit Assen.

de eerste architect

Naar Italiaanse voorbeeld verschijnt ook in de Nederlanden een nieuw type bouwmeester, de architect. Voorbeeld: Jacob van Campen, die in Italië onder de indruk raakt van de bouwwerken van de 16de-eeuwse architect Palladio. De theoreticus Van Campen is voor de uitvoering van zijn ontwerpen afhankelijk van anderen, in tegenstelling tot de vroegere meestermetselaars. Op het schilderij een metselaarsloge. Grote bouwprojecten zoals kerken hadden een dergelijke bouwloods waar de metselaars steenhouwwerk deden, gereedschap bewaarden en aten (rechts). In de late Middeleeuwen kreeg het woord ‘loge’ nog een andere betekenis: een organisatie die toezicht hield en adviezen gaf voor bouwwerken in de buurt. Aan het hoofd stond een ervaren meester-metselaar die rondreisde om projecten te begeleiden.

Relevante tijdvakken