Soms rauw, maar meestal verwerkt in eenpotsmaaltijden als pottaedsje: eensoort soep met vlees en groenten, vooral knollen, wortelen, pastinaken, rapen en peulvruchten. Knoflook, uien en tuinkruiden werden tot de smaakmakers gerekend.

In de late Middeleeuwen kwam uit Italië iets nieuws: aangemaakte salade van rauwe of gekookte (en afgekoelde) groente. Alleen de elite liep er aanvankelijk warm voor. Fruit werd niet voedzaam geacht, maar wel gewaardeerd om de smaak.

Kersen, druiven en pruimen, maar ook geïmporteerd citrusfruit, granaatappels, vijgen en dadels, kwamen bij de rijken als voorafje op tafel. Appels en peren werden uit de hand gegeten of verwerkt, zelfs in de soep.