Nederland mag dan geen grote keuken van eigen bodem hebben, de Nederlanders zijn er nooit afkerig van geweest gerechten en ingrediënten van elders over te nemen. Vrijwel altijd waren het de welgestelden die er als eersten kennis mee maakten.

Zo leerde de elite rijst al kennen in de 18de eeuw. Het gewone volk ging deze graansoort pas eten aan het einde van de 19de eeuw, in de zondagse rijstebrij. In de eerste helft van de 20ste eeuw verminderde die achterstand snel, onder meer door voorlichting op het terrein van de voeding.

De tomaat bijvoorbeeld, in Nederland eind 19de eeuw al bekend, werd aangeprezen als een gezonde groente en geschikt voor de soep. In de jaren dertig begonnen ook Nederlandse tuinders met de teelt van tomaten.

Op de foto: een jongetje koopt in 1932 een ijsje bij een fraaie ijscokar. De eerste Italiaanse ijsmakers kwamen omstreeks 1920 naar Nederland.