Elke plaats zijn eigen nieuwbouwwijk![]() [klik voor vergroting]
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een enorme vraag naar nieuwe
woningen. In de oorlog waren 19.000 woningen verwoest en 400.000
waren er beschadigd.
De woningnood werd één van de grootste problemen in het naoorlogse Nederland. Regering, gemeenten, woningbouwverenigingen en particulieren pakten de zaak energiek aan. Elk dorp kreeg zijn nieuwbouwwijk en elke stad zijn flatwijken. De jaren vijftig en zestig brachten veel van hetzelfde, steeds voorzien van de basisbehoeften van het moderne gezin. De inrichting van de meeste woningen leek sterk op elkaar. Degelijkheid en huiselijkheid waren de trefwoorden van deze periode. Bij het zogenoemde Nieuwe Bouwen was niet langer de buitenkant het belangrijkste, zoals dat bij de Amsterdamse School het geval was, maar het interieur van de woningen zelf. Ruimte, openheid, licht en eenvoud werden centraal gesteld. Geen dicht op elkaar staande bouwblokken meer, maar strokenbouw, waarbij de zon in alle woningen kon doordringen. Philips liet in 1964 een fotoserie maken over het interieur van het Nederlandse huis. De huiskamer stond vol meubelen: een robuuste salontafel met stevige houten stoelen eromheen. Nog geen bankstel, dat was van later tijd. In de keuken werd gekookt op een tweepitsgasstel. Het aanrecht was meestal van graniet, de ruimte onder de gootsteen netjes afgesloten met een gordijntje. ![]() [klik voor vergroting]
|
Huizen en wonenGerelateerde artikelen
Relevante tijdvakken |
|