Jacques van Marken, de oprichter van de Delftse Gist- en Spiritusfabriek, kocht in 1881 een stuk grond waar hij voor zijn arbeiders tachtig comfortabele huizen liet bouwen.

In dit tuindorp, opgeleverd in 1885 en naar de vrouw van Van Marken ‘Agnetapark’ genoemd, woonden ook de directeur en zijn gezin. Hun villa droeg de naam Rust Roest.

Bij een poging een staking in Almelo te beëindigen zou Van Marken tegen de fabrikanten hebben gezegd: ‘Ga met mij mee naar het Agnetapark. Daar zal ik u laten zien hoe men zulke strijders verzoent.’

Ook andere fabrikanten lieten dorpen voor hun arbeiders bouwen: de machinefabrikant Stork liet in 1914 in Hengelo een tuindorp bouwen: Het Lansink (onderstaande foto).

Zijn doel was ‘door aanleg eener kolonie van goede woningen voor arbeiders, eene frisse woonomgeving te scheppen waar elke benauwdheid van smalle straten of eng gebouwde huizen, plaats moet maken voor licht en lucht, zulks met een betaalbare huur’.

De motieven van de fabrikanten waren niet alleen idealistisch en verheffend. Economisch zouden de prettige woonomstandigheden ook goed uit moeten pakken: een goed gehuisveste en gelukkige werknemer zou immers beter presteren op het werk.