Confectie-industrie

Eeuwenlang had ieder zijn kleding besteld bij de kleermaker, gekocht bij de oudekleerkoper of zelf gemaakt. De confectieindustrie bracht daar verandering in.
Op het schilderij van H.J. Wolter, kort na 1900 een atelier in Amsterdam.
[klik voor vergroting]
Nederland was er laat mee; de grote confectiecentra ontstonden pas na 1870: Amsterdam, Groningen en Rotterdam en, iets later, Almelo en omgeving. Na de invoering van de naaimachine (1889) ging het snel.

Vrouwen en meisjes, de goedkoopste arbeidskrachten, zetten achter deze machines kledingstukken in elkaar: kostuums voor de burgerij, werkkleding voor de arbeiders. De laatsten vormden letterlijk de ‘grauwe massa’; hun kleren waren gedekt van kleur of verbleekt.

Werkmanskleding werd in de tweede helft van de 19de eeuw gemaakt van katoen, dat inmiddels goedkoper was dan linnen.

Op het schilderij rechtsboven van H.J. Wolter, kort na 1900 een atelier in Amsterdam.

Op de onderstaande foto het personeel van de Leidse lakenfabrikant Krantz omstreeks 1900.

Het personeel van de Leidse lakenfabrikant Krantz omstreeks 1900.
[klik voor vergroting]

invoering woningwet

1901 - De Woningwet wordt aangenomen. Een jaar later treedt deze in werking. Gemeenten worden verplicht om bouwverordeningen vast te stellen. Slechte woningen konden op grond van de Woningwet onbewoonbaar worden verklaard. Bovendien konden verenigingen, werkend in het belang van de volkshuisvesting, door de invoering van de wet leningen krijgen uit de staatskas, om goede arbeiderswoningen te kunnen bouwen.