Wie jong was in de jaren zestig ging naar West Side Story, de verfilming uit 1961 van de gelijknamige Broadwaymusical. De harten klopten niet alleen sneller bij de onmogelijke liefde tussen een jongen en een meisje van twee concurrerende straatbenden, maar ook bij de wervelende dansscènes en de gevechten tussen beide gangs.

Ook in Nederland ontstonden ‘nozemgroepen’. Den Haag telde er tussen 1960 en 1967 zo’n dertigtal. Ze waren verdeeld in Bullen en Kikkers, elk met een eigen kledingcode. De Bullen staken zich in leren jasjes of vliegerjacks, spijkerbroeken met smalle pijpen, puntlaarzen, een veterdasje en een vetkuif a la Elvis. Veel nozems bewogen zich voort op een brommer van het merk Puch. Den Haag werd als Puch-city beschouwd, hier verkochten al in 1954 de eerste dealers de Puch MS 50. Het duurde tot ongeveer 1960 voor de hele Haagse jeugd zich op een Puch leek voort te bewegen. Inmiddels had de brommer zich ook over de rest van het land verspreid.

De meisjes droegen jurken met petticoats, pumps met naaldhakken en een bol kapsel, de ‘suikerspin’. De Kikkers waren herkenbaar aan halfhoge bruin suède Clarks schoenen, groene legerparka’s of oude PTT-capes en ‘wijdpijpers’.

In Amsterdam had je de Pleiners en Dijkers. 

Niet alle jongelui kleedden zich in de jaren zestig zo extreem als de nozems. Het groepje jeugdige kermisgangers op de foto doet stoer genoeg, maar hun kleding jasje, overhemd, stropdas wijkt niet veel af van die van de oudere generatie. Zelfs het brommerstel (foto onder) kon er in de ogen van hun ouders waarschijnlijk nog wel mee door.