De jaren vijftig worden vaak afgeschilderd als de tijd waarin ‘geluk nog heel gewoon was’. Kinderen zaten ‘s avonds thuis, terwijl vader de krant las en moeder boterhammen voor de volgende dag smeerde.

Misdaad? Nauwelijks. De cijfers onderschrijven dit. In 1951 werden 91.328 misdrijven geregistreerd, waaronder 62.307 vermogensdelicten, 9258 geweldsmisdaden, 7006 seksuele misdrijven en 2017 verstoringen van de openbare orde. In 1990 waren die cijfers respectievelijk 1.037.374, 852.394, 15.736, 9519 en 9535.

Op de foto rechtsboven onschuldig vermaak op het Amsterdamse Museumplein in 1953. In de jaren zestig kreeg Nederland de ene schok na de andere te verwerken. Jongeren vermaakten zich met agentje-pesten; op de tv verschenen blote borsten; radiopiraten stuurden lawaaimuziek de ether in, en langharig werkschuw tuig nam bezit van het Nationaal Monument op de Dam.

Gelovigen begonnen hun kerken kritische vragen te stellen; overal werden gezagsdragers uitgedaagd en klonk de roep om medezeggenschap. Menigeen vreesde dat het land zou wegzinken in een poel van anarchie en moreel verval.

Op de onderstaande foto de arrestatie van Haagse provo’s op Prinsjesdag 1966.