Rechtspraak op het platteland

De uitbreiding van het landsheerlijke gezag, vanaf de 12de en 13de eeuw, ging gepaard met een vergroting van de invloed van de landsheer op de rechtspleging.
Op de afbeelding Graaf Willem III, bijgenaamd de Goede, laat een wegens corruptie veroordeelde baljuw terechtstellen.
[klik voor vergroting]
Zo ging de graaf van Holland zich in de loop van de 14de eeuw bemoeien met kwesties waarvan hij vond dat ze zijn persoon of de vrede in zijn graafschap raakten. Soms behandelde de landsheer zulke zaken zelf, maar meestal liet hij ze over aan plaatsvervangers.

In het oosten van het land werden deze landsheerlijke rechters ‘drosten’ genoemd, in Utrecht ‘maarschalken’, in Brabant ‘meiers’ en in Holland en Zeeland ‘baljuws’. Hun rechtsgebied was vaak weer onderverdeeld in kleinere rechtsdistricten, de ‘ambachten’, waar een schout namens meier of baljuw recht sprak, samen met de plaatselijke schepenen.

De Friezen erkenden geen landsheer en regelden hun zaken onderling. Op de afbeelding rechtsboven Graaf Willem III (1287-1337), bijgenaamd de Goede, laat een wegens corruptie veroordeelde baljuw terechtstellen.

Op de onderstaande 16de eeuwse miniatuur is een rechtszitting onder een boom te zien.

Op deze 16de eeuwse miniatuur is een rechtszitting onder een boom te zien.
[klik voor vergroting]

spinnewiel

1338 - Eerste afbeelding van het 'spindelwiel' in een handschrift. Het is een variant op de spintol en het spinsteentje, maar nu voorzien van een wiel. Van het spinnewiel zoals wij het kennen, dateert de eerste afbeelding uit 1475/80. Waarschijnlijk is het al in de 14de eeuw gebruikt in Italië. In de eerste helft van de 16de eeuw voorziet een zekere Jürgen uit het Saksische Wattenbüttel het spinnewiel van een pedaal.