Overheid als rechtsvervolger

In de Middeleeuwen gold aanvankelijk ‘geen klager, geen rechter’. Pas vanaf de 13de eeuw begon de overheid zelf het initiatief tot vervolging te nemen.
Prent uit de 17de eeuw van de Bredase schepenbank.
[klik voor vergroting]
Na een misdrijf werd een vooronderzoek gehouden. Leverde dat een verdachte op, dan werd deze aan een verhoor onderworpen en geconfronteerd met eventuele getuigen. Weigerde hij te bekennen dan mocht hij worden gefolterd.

Als regel gold overigens dat alles wat onder tortuur was gezegd, later moest worden herhaald in aanwezigheid van twee of meer schepenen. De rechtszitting werd voorgezeten door de baljuw of de schout. Hij las de bekentenis voor (of liet deze door de verdachte herhalen) en formuleerde de eis; de schepenen velden het vonnis.

Hierboven op een prent uit de 17de eeuw de Bredase schepenbank.

Op de tekening het dorp Sint Pieter bij Maastricht in de 17de eeuw. Het stond onder gezag van de bisschop van Luik en was een favoriete uitwijkplaats voor Maastrichtenaren die door justitie werden gezocht.

Op de tekening het dorp Sint Pieter bij Maastricht in de 17de eeuw. Het stond onder gezag van de bisschop van Luik en was een uitwijkplaats voor Maastrichtenaren die door justitie werden gezocht.
[klik voor vergroting]

cellulaire strafgevangenis

1850 - Opening van de cellulaire strafgevangenis in Amsterdam, de eerste in haar soort. Na binnenkomst worden de gevangenen opgesloten in een cel. In de zomer moeten ze daar 14 uur per dag werken (touwpluizen, erwten lezen, aardappelen schillen), in de winter 11 uur. Op zondagen zijn ze vrij en mogen ze wat lezen. Bij het luchten krijgen ze een kap op, zodat ze niemand kunnen zien. Spreken is verboden. Tijdens de kerkdienst zit iedere gevangene in een apart hokje, zodat ook dan onderling contact onmogelijk is.