Stop film
Vreemdelingen

Leesplankje voor joodse kinderen. Joodse kinderen kregen, behalve in Hebreeuws, ook les in de geschiedenis van Israel, het Oude Testament en de voorschriften voor sabbat en joodse feestdagen. (GA Apeldoorn) Een bonte stoet migranten heeft in de loop der eeuwen ons land bezocht: van Britse monniken, plunderende Noormannen, gevluchte joden tot Chinese zeelui, Belgische vluchtelingen, gastarbeiders en asielzoekers.

Het begrip vreemdeling is in ons taalgebruik geleidelijk vervangen door allochtoon (van elders afkomstig), als tegenovergestelde van autochtoon (oorspronkelijke bewoner).

Dat kan tot curieuze misverstanden leiden. In november 1999 meldden de media dat in Nederland voor het eerst een allochtoon tot burgemeester was benoemd. De man in kwestie, Roy Ho-Ten-Soeng, kwam in de jaren zestig uit Suriname naar Nederland en is burgemeester van de Noord-Hollandse gemeente Venhuizen.


Een dag na het bericht meldde zich burgemeester Jos Verdier van Huizen, met de claim dat niet Ho-Ten-Soeng maar hij recht had op de kwalificatie eerste allochtone burgemeester. Verdier is geboren in Nederlands-Indië en bruin van kleur, en kwam naar Nederland na de Indonesische revolutie.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken maakte aan de verwarring een einde door te verwijzen naar de inhoud van het begrip etnische minderheden . Daaronder vallen wel de Molukkers van het voormalige KNIL, maar sommige anderen uit het vroegere Nederlands-Indië niet. Verdier, als kind van een Nederlandse vader en een Indonesische moeder geboren op Java, is volgens de criteria van het ministerie een Indische Nederlander maar geen allochtoon of lid van een etnische minderheid. Roy Ho-Ten-Soeng daarentegen komt uit Suriname en voldoet alleen daarom al aan de definitie. Beide heren zijn echter al vanaf hun geboorte Nederlander.

De Delftse juwelier Tonino gaf na de Eerste Wereldoorlog een penning uit ter herinnering aan het verblijf van de Belgische vluchtelingen in Nederland. De keerzijde toont hoe het oorlogsgeweld een Belgische woning treft, maar in Delft de zon opgaat als symbool van hulp. (Coll. N.I.M. Arkestijn)Bont gezelschap migranten
Nederland heeft altijd aantrekkingskracht uitgeoefend op vreemdelingen. Er is in de geschiedenis van het land nauwelijks een periode geweest waarin groepen van elders hier niet zijn neerstreken. In de afgelopen tweeduizend jaar hebben allerlei vreemdelingen zich tijdelijk of permanent in Nederland gevestigd. Van Britse monniken, plunderende Noormannen, gevluchte joden en rondtrekkende zigeuners tot protestantse kooplieden uit de Zuidelijke Nederlanden, vervolgde hugenoten, Duitse seizoenarbeiders, Chinese zeelui, Belgische vluchtelingen, gastarbeiders en asielzoekers.

De komst van grote aantallen immigranten of vluchtelingen leidde niet zelden tot een cultuurschok. Dat gebeurde bijvoorbeeld aan het eind van de 16de eeuw, toen frivole Zuidelijke Nederlanders naar het sobere noorden kwamen, en opnieuw in de 17de eeuw. De joden die toen uit Portugal en Oost-Europa naar hier kwamen, werden wantrouwend bekeken. Ze beleden niet alleen een vreemde godsdienst, maar werden door zowel calvinisten als katholieken bovendien verantwoordelijk gehouden voor de kruisiging van Christus. Ook de komst van Turken en Marokkanen in de 20ste eeuw riep gemengde gevoelens op. Zij maakten de islam tot derde godsdienst van het land en velen bleven meer gericht op het land van herkomst dan op de Nederlandse samenleving.

Omgekeerd was er ten opzichte van vreemdelingen ook wel sprake van spontane uitingen van sympathie. Dat overkwam eind 17de eeuw de protestantse hugenoten uit Frankrijk. Zij werden met alle mogelijke egards ontvangen, kregen het burgerrecht van grote steden aangeboden en werden vrijgesteld van stedelijke belastingen. Dat gebeurde overigens niet alleen uit humanitaire overwegingen. De Franse vluchtelingen waren voor het merendeel ondernemende kooplui, vaardige ambachtslieden en knappe geleerden, en hun aanwezigheid zou de Republiek geen windeieren leggen. Al deze immigranten werden uiteindelijk in de samenleving opgenomen.

Veranderend vreemdelingenbeleid
Nederland is altijd een migratieland geweest, en bijna steeds was het aantal immigranten groter dan het getal der emigranten. Tot 1795 bepaalden de steden zelf of ze werden toegelaten. Dat lag voor de hand in een periode waarin de provincies soeverein waren en de grote steden oppermachtig. Van een nationale identiteit was tijdens de Republiek nog geen sprake en dat maakte het voor de vreemdelingen gemakkelijker toegelaten te worden.

Indische Nederlanders in 1958 op paleis Het Loo te gast bij prinses Wilhelmina.In 1795 echter werd Nederland een eenheidsstaat. Vanaf dat moment werden regionale en lokale verschillen kleiner, kreeg het land één wetgeving en werd een begin gemaakt met natievorming. Nederlander was voor krote tijd iedere ingezetene, ongeacht de herkomst van zijn voorouders. Later moest een vreemdeling genaturaliseerd worden om Nederlander te kunnen worden.

De registratie van familienamen sinds 1810 laat zien dat veel geslachten afkomstig zijn uit landen waaruit vreemdelingen tweeduizend jaar lang naar de Noordelijke Nederlanden zijn gekomen. Veel Nederlanders dragen namen die verwijzen naar hun Zuid-Nederlandse, Franse, Duitse en joodse herkomst. Sinds Nederland in de jaren zestig van de 20ste eeuw begon met het werven van arbeidskrachten in landen rondom de Middellandse Zee zijn daar talloze Italiaanse, Spaanse, Griekse en vooral Turkse en Marokkaanse namen bijgekomen. Deze immigranten werden aanvankelijk 'gastarbeiders' genoemd, vervolgens 'buitenlandse werknemers' en sinds enkele jaren 'etnische minderheden'. Ook de snel in aantal toegenomen asielzoekers van de laatste jaren zijn in principe immigranten.

In de 19e eeuw werd de opvang van immigranten een overheidstaak, maar bleef die van vluchtelingen nog lange tijd een zaak van particulieren. Pas sinds 1981 is ook de zorg voor vluchtelingen officieel een overheidstaak. Het betekent dat de rijksoverheid niet alleen bepaalt wie in Nederland wordt toegelaten, maar nieuwkomers ook helpt een plaats te vinden in de Nederlandse samenleving.


Introductiefoto helemaal boven: Belgische oorlogsvluchtelingen in Nederland. Fotograaf Bernard Eilers legde het Amsterdam van de eerste helft van de 20ste eeuw op beeldplaat vast. Zo ook de aankomst van grote groepen Belgische oorlogsvluchtelingen in 1914. Deze foto toont de eerste opvang van de Belgen in een grote loods aan de Sumatrakade. Met dank aan het Gemeentearchief Amsterdam.

Een Chinese venter van pindakoekjes prijst in juni 1934 zijn waar aan voor het gebouw van de Bijenkorf in Den HaagRechts: Een Chinese venter van pindakoekjes prijst in juni 1934 zijn waar aan voor het gebouw van de Bijenkorf in Den Haag. (SF)

Wat is gezond?

1999 - Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het menselijk lichaam belangrijke voedingsstoffen soms beter opneemt uit gekookte groente dan uit rauwe. Zo zou tomatenpuree gezonder zijn dan het schijfje verse tomaat op het populaire ‘broodje gezond’. Een enkeling denkt alaan een herwaardering van de vaderlandse stamppot.

Ondertussen in de...

Interbellum
Interbellum
1918-1940
Periode 'tussen beide wereldoorlogen'. In Nederland een betrekkelijk rustige periode...