Joodse beroepen

Beroepen mocht je voor 1796 alleen uitoefenen binnen gilden. Joden vielen daarbuiten.

Ze werden niet tot gilden toegelaten en mochten zelf ook geen gilden oprichten. Velen van hen kozen daarom noodgedwongen beroepen die in de marge lagen van de gilden. Zo kochten ze bijvoorbeeld oude resten van textiel op. Van dit materiaal maakten ze dan bijvoorbeeld dweilen. Daarnaast kochten ze oude kleding op (uit boedels, erfenissen, pandjesbazen) die ze verder konden verkopen.

Door deze ervaring in de straatverkoop leerden ze technieken om producten aan de man te brengen. Aangezien ze hun beroepen zelf creëerden, moesten ze op straat de behoefte zien te wekken zodat mensen hun producten zouden kopen. Dit was natuurlijk een goede les in commercieel denken en een mooie uitgangspositie om bedrijven op te starten. Vaak begonnen ze als straatventer, sommigen kregen daarna meer handel, ze konden een fiets kopen, daarna een kar, vervolgens een vaste handelsplaats, en uiteindelijk een fabriek. Zo ontwikkelden sommigen zich van afval oprapen, via oude garens en oude lapjes naar serieuzere handel.

Typisch joodse beroepen van deze tijd worden ook wel samengevat met de uitdrukking ‘de hak, de pak en de zak’. De hak staat voor het mes van de slachter, de pak staat voor een pak kleren, en de zak staat voor een zak waarin allerlei handelswaar vervoerd werd.

Er moet overigens onderscheid gemaakt worden tussen sefardische joden en asjkenazische joden in Nederland. De eerste groep was vrij rijk en afkomstig uit Portugal. Ze kwamen naar Nederland omdat ze in hun eigen land vervolgd werden. Nederland stond bekend als een liberaal land waar joden niet vervolgd werden. De Nederlanders ontvingen de sefardische joden vrij hartelijk omdat ze kennis en kapitaal uit hun eigen land meenamen.

De asjkenazische joden kwamen uit Duitsland, Polen en Litouwen. Zij waren heel arm, maar kwamen naar Nederland omdat zij ook vervolgd werden (30-jarige oorlog), en omdat Nederland ze meer economische kansen bood. Deze arme joden werden heel wat minder hartelijk ontvangen, omdat ze bijna allemaal afhankelijk waren van de armenkas.

Meer weten:

  • Joods Historisch Museum: www.jhm.nl 
  • J.C.H. Blom, R.G. Fuks-Mansfeld, I. Schöffer 1995: Geschiedenis van de joden in Nederland, Balans, Amsterdam.

 

Spinning Jenny

1770 - James Hargreaves krijgt patent op zijn 'Spinning Jenny', een machine voor het spinnen van katoenen en wollen (inslag)garens.

Relevante tijdvakken