Scheepsramp Junyo Maru

De zwartste dag voor de Indonesische werksoldaten was 18 september 1944. Op die dag kwamen er meer dan 4000 tegelijk om het leven bij een scheepsramp van ongekende omvang, die niettemin nooit tot het Nederlands collectief geheugen is doorgedrongen.
Het schip waarop zij voeren was twee dagen eerder vertrokken uit de haven van Djakarta, volgeladen met dwangarbeiders die aan de Pakan Baroespoorweg moesten gaan werken, in Sumatra.

Aan boord waren in totaal ongeveer 6500 mannen: 1100 Nederlandse en 1100 Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen en daarnaast 4200 Javaanse romoesja’s. En verder nog ongeveer honderd Japanners voor de bewaking.

Voor de kust van Sumatra werd het schip waar ze ingestouwd waren, de oude Japanse vrachtvaarder Junyo Maru, getorpedeerd. De Britse onderzeeër Tradewind had de schuit in het vizier gekregen en ging ervan uit dat er cement mee werd vervoerd, bestemd voor Japanse projecten. Aan niets was te zien dat er dwangarbeiders of ‘werksoldaten’ aan boord waren – laat staan een massa van 6500 man.

Dat kan als een Japanse fout worden aangemerkt. Volgens de Conventie van Genève moest een schip met krijgsgevangenen duidelijk gemarkeerd worden met een rood kruis. Het Internationale Rode Kruis had er in 1942 nog bij Japan op aangedrongen dat vooral te doen, maar Japan had dat voorschrift genegeerd.

De Britse onderzeebootkapitein S.L.C Maydon was zich daar dan ook niet van bewust toen hij vier torpedo’s liet afvuren, waarvan er twee raak waren.

De gevolgen waren catastrofaal. Het schip brak in tweeën en zonk binnen een half uur. In die tijd hebben een kleine duizend mannen kans gezien van boord te komen. Maar voor de rest, grotendeels opeengepakt in de donkere, stinkende ruimen van het schip, was er geen redden meer aan.

Een van de drenkelingen was Willem Punt, een Nederlandse zeeman, die zich op een soort vlot in veiligheid kon brengen. Hij herinnerde zich wat hij zag:

‘Als trossen mieren hingen de mensen aan het schip; bij duizenden zijn ze in de zee gevallen. Het duurde iets van twintig minuten voor het hele schip in zee verdwenen was. Overal hoorde je mensen om hulp roepen en om hun moeder schreeuwen. Ook hoorde je: “Toeloeng Nippon” dat betekent: Japanners, Help!’

Het aantal slachtoffers moet ongeveer 5620 hebben bedragen, onder wie ongeveer 1000 Nederlanders en 4200 Indonesiërs, waarmee de ondergang van de Junyo Maru de grootste scheepsramp uit de geschiedenis tot dan toe werd.

Er zijn ongeveer 880 mensen levend de zee uitgekomen. Veel van die overlevenden kwamen alsnog om tijdens het slopende werk aan de spoorlijn dwars door Sumatra.


Bron:
*'De ondergang van Junyo Maru' (Andere Tijden)
*Henk Hovinga, 'Eindstation Pakan Baroe' (Amsterdam, 1976)

Meer over dit onderwerp