Jakarta is een miljoenenstad en dat betekent dat anderhalf uur in een taxi zitten helemaal niet uitzonderlijk is. Leuk is anders. De ochtend begint nog dichtbij, bij het Istana Merdeka, ofwel het Vrijheidspaleis. Weer zo’n heel bekend plaatje uit de koloniale tijd. Toen zetelden hier de gouverneurs-generaal.
Atik heeft verteld dat het Istana op zaterdag- en zondagmorgen open is voor publiek. Ga op tijd, waarschuwt ze, het is altijd druk. En het is een verplichte rondleiding, je kan niet alleen ronddwalen.
Ik sta een half uur voor de opening voor het hek. Het is me niet direct duidelijk hoe en waar ik me moet melden. Er staan bussen, onder open tenten zitten groepen bezoekers. Al heel snel word ik onder de hoede genomen van een struise Indonesische, gehuld in een lange batik blouse.
Ze spreekt vloeiend Engels en een mondje Nederlands. Ze volgt een cursus. Haar stiefvader woont in Grootebroek, bij Bovenkarspel. Haar naam is Maria Gusliantine en vandaag is ze de gids voor een groep schoolkinderen van rond de 8 jaar van een internationale school in Oost Jakarta.
De meeste moeders zijn ook mee. Allemaal Indonesisch, maar de kinderen spreken zelfs onderling heel vlot Engels. Goede school. Elite-kinderen, fluistert Maria me in, sommige zijn heel braaf, maar er zijn ook verwende typetjes bij. Iedereen is op afspraak in batik gekleed. Atik had me ook al gezegd dat ik er netje uit moet zien. Geen sneakers, een lange broek.
Ik word hartelijk in de groep opgenomen. Wel aangenaam, want de hele rondleiding is ingericht op groepen. Eerst zien we een korte, in mijn ogen weinig boeiende film over de geschiedenis van het paleis, dan is het tijd voor ‘de staatsiefoto’.
Eigen camera’s mogen niet mee, er is een fotograaf die van elke groep een foto maakt op het bordes. Die kan je dan na de rondleiding kopen. 10.000 rupia, ofwel 60 eurocent. Leuk als souvenir. Het paleis in volle glorie fotografeer ik zelf buiten het hek.
De rondleiding leert me vooral dat het nog niet eenvoudig is om straks te filmen. Er blijken namelijk twee paleizen te zijn. Aan de noordzijde van het terrein is wat ik maar even het ‘werkpaleis’ noem, in de koloniale tijd heette dat Paleis Rijswijk. En in veel van de films uit de Japanse tijd zie ik de trappen en het interieur van dat paleis.
Het is nu de ambtswoning van de president. De rondleiding komt er alleen langs, je gaat niet naar binnen. Het schijnt in het verleden ook al behoorlijk verbouwd te zijn. Kortom, ik moet voor een aantal scènes een andere locatie bedenken.
Gerda Jansen Hendriks