Louis Bonaparte: “Noem me maar Lodewijk” door Suzanne Hendriks
Franse vorst trots om eerste koning van Nederland te zijn
AMSTERDAM, 1808 – Sinds Keizer Napoleon zijn jongere broer Louis Bonaparte tot koning van Holland maakte, is deze voortvarend te werk gegaan. De koning zit weinig stil en reist veel rond, maar vond toch een gelegenheid om ons kort te woord te staan.
Meneer Louis Bonaparte…
Alstublieft, noemt u me maar Lodewijk. Zo noem ik me sinds ik koning van Holland ben… Ik wil ook graag in het Nederlands aangesproken worden, dat heb ik ook aan mijn hofhouding gevraagd. Ik heb meteen doorgepakt en ook in de Onderwijswet van 1806 laten vastleggen dat Nederlands als voertaal geldt op scholen en niet meer de dialecten. Anders wordt het nooit een geheel, dit land.
Wees Hollander met de Hollanders, maar vergeet nooit Fransman te zijn
Goed, meneer Lodewijk dus… hoe kwam het zo dat u hier koning werd? Dat lag niet bepaald voor de hand voor een land dat twee eeuwen een Republiek is geweest.
Ja, dat kunt u wel zeggen. Het was ook niet mijn idee, maar dat van mijn broer, keizer Napoleon. Na de Franse revolutie volgde in Nederland de Bataafse revolutie, met de stichting van de Bataafse Republiek. Dat begon vol goede moed, maar kende ook veel chaos en machtswisselingen. Vanaf 1805 was Rutger Jan Schimmelpenninck raadspensionaris in Nederland, zeg maar president, maar in 1806 besloot mijn broer dat dat over moest zijn. Mijn broer Napoleon wilde mij op de troon hebben in Nederland, een andere broer van ons maakte hij tot koning van Spanje, broer Jerome werd koning in Westfalen en Lucien werd minister van Binnenlandse Zaken. En ik dus hier in Holland.
U als koning van Holland, uw vrouw dus koningin
Ja, Hortense is nu koningin. We zijn sinds 1802 getrouwd. Ook dat was een idee van mijn broer Napoleon. Hij kon zelf geen kinderen krijgen met Josephine, dus het leek hem een goed idee om mij met de dochter van Josephine te laten trouwen om op die manier voor Bonaparte-nageslacht te zorgen. Nou, dat hebben we in elk geval gedaan…
U kijkt er een beetje beteuterd bij…
Tsja, wat zal ik zeggen. Echt vreugdevol is het huwelijk niet. Maar ja, daar kun je ook niet van uit gaan bij een gearrangeerd huwelijk. We vonden allebei de huwelijksdag al een treurige aangelegenheid, we zagen het allebei niet zitten. Maar goed. Je doet je best. Zoals ik al zei, we hebben in elk geval voor Bonaparte-nageslacht gezorgd. Ons oudste zoontje is vorig jaar jammerlijk overleden. Hij was nog maar vier jaar. Hij had kroep, wat een verdriet. Nu is ons tweede zoontje troonopvolger, hij heet ook Lodewijk. Er is nog een kindje op komst, Hortense is op dit moment hoogzwanger en kan ieder ogenblik bevallen. Ze zit in Parijs. Daar zit ze eigenlijk altijd. We wonen al jaren niet meer samen….
Zit u dus hier alleen in Holland?
Vind ik niet erg hoor. Ik kan hier ook niet goed gemist worden. Er moet zoveel gebeuren. Een koning moet zijn gezicht regelmatig aan het volk laten zien, vind ik, en zijn oor bij het volk te luisteren leggen. En niet alleen bij de mensen aan het hof, nee, een koning hoort ook zijn land in te gaan en er voor zijn volk te zijn wanneer ze hem nodig hebben.
Zoals bij de Leidse kruitramp van 1807…
Vreselijk was dat. Wat een knal! Ik kon het in Den Haag horen en ben er meteen naar toegegaan om te kijken wat ik kon doen. De ravage! Verschrikkelijk. ‘Zeg mij wat ik kan doen’, heb ik gezegd, heb helpen puinruimen en bij het verplegen van de gewonden. Ik heb een premie uitgeloofd voor eenieder die nog iemand levends onder het puin vandaan haalde en ik heb de stad Leiden 100.000 gulden gegeven om voor huisvesting te kunnen zorgen. Uiteindelijk bleken bij die ramp meer dan 150 mensen de dood te hebben gevonden. Vreselijk, vreselijk. We hebben ook een landelijke inzamelingsactie gehouden voor de slachtoffers. Daarmee toon je je als landgenoten als één volk.
Is dat belangrijk voor u, dat het land één volk wordt?
Heel belangrijk! Eén koning voor één volk, vind ik. Ik probeer daar ook van alles aan te doen. Het was niet bepaald een samenhangend geheel toen ik hier aan kwam. Een los samenraapsel van gewesten, die al twee eeuwen gewend waren hun zo veel mogelijk eigen plan te trekken. Iemand uit Zeeland kan niet eens iemand uit Friesland verstaan! Het is bepaald geen geheel en dat moet het wel worden. De staat moet een natie worden, ik heb daartoe ook een aantal nationale instituten opgericht, zoals de Koninklijke Bibliotheek en het Koninklijk Museum, ik heb ook een centrale munt ingevoerd, met mijn beeltenis.
Hoe zou u een doordeweekse dag beschrijven?
Goed gevuld. Maar dat hoort er allemaal bij. Ik sta meestal om 5 uur op, kleed me aan en woon een mis bij in mijn privékapel. Om 6 uur bespreek ik bij een werkontbijt lopende zaken met mijn staatssecretaris. Van 7 tot 10 houd ik dan audiëntie, voor ambtenaren, maar ook voor gewone burgers. Daarna komt de staatsraad bijeen, ik zit dat voor. In de middag leg ik meestal werkbezoeken af. Ik wil weten wat er speelt in het land en eet dan onderweg iets. In de namiddag heb ik weer vergaderingen en geniet ik een simpele maaltijd. ’s Avonds komt de staatssecretaris dan nog eens langs, om genomen besluiten nog eens door te nemen. Meestal ga ik om middernacht naar bed. En de volgende dag weer van voor af aan…
En u heeft het ook aardig druk met uw paleizen…
Wat insinueert u daar mee? Een koning hoort paleizen te hebben. Representatieve paleizen. Die trof ik hier niet aan toen ik aankwam. Dus ik heb opdracht gegeven het stadshuis in Amsterdam op te laten knappen om het geschikt te maken als paleis. En ik ben bezig met een paleis in Utrecht en eentje in Haarlem. Daar is de lokale bevolking ook bij gebaat hoor, ik schep werkgelegenheid hiermee en ik ben aanwezig voor mijn volk. Ik wil ook graag in Assen een paleis laten bouwen, daar heb ik sowieso grootste plannen voor, Assen. Er moet een boulevard komen, een theater, verschillende scholen…
…Denkt u dat u nog lang dit werk blijft doen?
Als het aan mij ligt wel, ja! Ik heb het idee dat men ook wel tevreden over me is, hier in Holland.
Hollanders! Nimmer zal ik een goed en deugdzaam Volk vergeten, zoo als Gij zijt; Mijne laatste gedachte zoo wel als Mijne laatste zucht zullen voor uw geluk zijn
En uw broer, keizer Napoleon, is die ook zo tevreden?
Tja, dat is een heikel punt. Mijn broer is niet erg tevreden over mijn koningschap, dat geeft ie vaak genoeg aan. ‘Vergeet niet dat je een Fransman bent’, bijt hij me wel eens toe. Hij heeft me natuurlijk ook deze post gegeven zodat ik zijn beleid hier kan doorvoeren, zoals de militaire dienstplicht invoeren en het continentale stelsel handhaven. Maar ik moet van mijn kant ook denken aan mijn eigen volk, de Hollanders, en hun belangen behartigen. Dat valt niet mee soms.
En tot slot, als het een niet al te impertinente vraag is, hoe gaat het met uw gezondheid?
Ach, dat blijft kwakkelen, mijn gezondheid. Mijn reuma kwelt me en rechterhand is half verlamd, als ik wil schrijven moet ik dat met een soort spalk doen. Lopen gaat me ook niet goed af. Ik hoor het heus wel als ik achter mijn rug om de lamme koning wordt genoemd. Doof ben ik niet. Maar goed, ik werk misschien ook wel te hard en te veel. Ik moet er af en toe tussenuit om te kuren voor mijn kwalen, dat doe ik het liefst aan de Rijn, in Duitse badplaatsen.