Krotten, kelderwoningen en huurkazernes

Achtervertrek in een kelderwoning aan de Amsterdamse Nieuwe Spiegelstraat (circa 1900).
[klik voor vergroting]
Aan het begin van de negentiende eeuw waren de leefomstandigheden in de meeste steden uiterst beroerd. Van de 28.000 inwoners die Leiden in 1816 telde, zaten er in de winter maar liefst zo’n 7.000 in de bedeling.

In de zomer van 1817 daalde dat aantal naar een kleine 3500 mensen. In dat jaar schreef David van Lennep over de thuiswevers in Leiden: ‘Driekwart van hen leven in een bedompt vertrek; zoo uitgeput van arbeid, dat de verstramde leden hen nauwelijks nog met loomen tred van de slaapstede naar het weefgetouw en van dit naar de slaapstede voeren konden.’

In de loop van de 19de eeuw trokken arbeiders massaal van het platteland naar de grote stad. Omdat er nauwelijks woonruimte was, kwamen ze terecht in vochtige keldertjes, op kamertjes, in sloppen en stegen. Amsterdam telde aan het eind van de negentiende eeuw minstens 5.000 kelderwoningen, waar meer dan 20.000 mensen leefden.

De enorme vraag naar woonruimte zorgde voor een gouden tijd voor speculanten en huisjesmelkers. De ene stadswijk met hoge, sombere huurkazernes na de andere werd uit de grond gestampt. Op kwaliteit leek niemand te letten. Soms stortten hele huizenblokken kort na de bouw weer in.

Het Vredenhofje aan de Keizerstraat in Scheveningen (circa 1900).
[klik voor vergroting]
Voormalige boerenarbeiders in de Prinsenstraat in Amsterdam (1910).
[klik voor vergroting]

eerste vreemdelingenwet

1849 - De eerste Vreemdelingenwet bepaalt dat in Nederland ieder welkom is die beschikt over een geldig paspoort en voldoende middelen van bestaan. Wie een gevaar oplevert voor de openbare orde, of armlastig is, kan het land worden uitgezet. Tussen 1852 en 1921 gebeurt dat met 15.000 ongewenste vreemdelingen.

Relevante tijdvakken