Kleermaker

In de zeventiende eeuw bestond er nog niet zoiets als confectiekleding.

Zeker niet voor de mensen uit de hogere burgerij of adel. Je ging zelf naar de lakenhandelaar of zijdereder om stof uit te zoeken en te kopen. Deze stof kon je vervolgens laten borduren door een borduurwerker die verschillende patronen hadden in voorbeeldboeken.

Als de stof naar je zin was, kon de kleermaker ermee aan de slag. Het maken van bovenkleding kostte meestal een paar dagen tijd. Mede om die reden waren kleermakers bang voor de concurrentie van tweedehands kledinghandelaren, die konden immers direct leveren én een stuk goedkoper. Stof was namelijk erg duur.

Het modebeeld werd bepaald door het Franse hof. Reizigers vertelden over de te dragen kleding en soms werden er zelfs aangeklede poppen meegenomen. Maar er werd in de zeventiende eeuw nog gewerkt zonder patronen. Kleding werd echt op het lijf geknipt. Dit was alleen voorbehouden aan lakensnijders en kleermakers. Maar omdat alleen mannen bij hen terecht konden, werd enkel de stof voor herenkleding gesneden.

Vrouwen moesten voor hun bovenkleding naar wollenaaisters. En omdat die niet mochten snijden, bestond de kleding voor vrouwen uit een grote lap stof die rond het lichaam geplooid werd.

Een kleermaker werkte op een kleermakerstafel. Zo kon hij gemakkelijk in kleermakerszit zitten en de stof laten rusten op de tafel. Ook zat hij hierdoor dichter bij het raam. Er was veel daglicht nodig en er kond eigenlijk alleen gewerkt worden op mooie dagen. Olielampen in de zaak waren veel te gevaarlijk met al die stoffen.

Meer info:
- Panhuysen, Bibi (2000), Maatwerk. Kleermakers, naaisters, oudkleerkopers en de gilden (1500-1800). Amsterdam: Stichting Beheer IISG

Zout

500 - Zout wordt ook in onze streken een belangrijk conserveringsmiddel.

Gerelateerde artikelen


Ondertussen in de...

Koninkrijk
Koninkrijk
1814-1914
Na de val van Napoleon wil het Congres van Wenen de oude orde in Europa herstellen...