NPO
NTR
3 juni 2014

(spelling 1995)

 

De brief

 

Legt de handgeschreven brief te zijner tijd het loodje? Die vraag rijst heden ten dage bij velen te midden van de rijkgeschakeerde collectie goedbedoelde kerstkaarten, voorzover zij althans persoonlijke pennenvruchten appreciëren.

 

De e-mailcultuur heeft op kousenvoeten een stilistische revolutie teweeggebracht; in bijdetijdse kattebelletjes wordt uitentreuren gejijd en gejoud, terwijl cedilles en i-grecs er in de brij van gedachtespinsels algauw allerbelabberdst van afkomen.

 

Allerwegen wordt je voorgehouden dat het elektronicatijdperk de communicatiedrift rigoureus heeft aangewakkerd; daarover prakkiserend word je door weifelingen overvallen: wordt dankzij het apenstaartje niet met veel tamtam gecommuniceerd over te veel apekool?

 

Wat zullen we uitweiden over dat adellijke omaatje dat opstond uit haar crapaudtje om, gezeten aan een ovale tafel, contact te leggen met haar geprivilegieerde kleindochter ver weg overzee? Haar familiale ooggetuigenverslag zat boordevol tante Betjes en clichés, maar niemand bracht haar van haar apropos.

 

Bij zeventiende-eeuwse genreschilders was de briefschrijfster een geliefd thema; in sfeervol clair-obscur plachten zij een gracieus geklede vrouw af te beelden die de ganzenveer in een porseleinen inktpotje doopte om als een sibille de syllaben sierlijk te kalligraferen.

 

Vroeger bracht een postiljon pakketjes met roodgekleurde lak gedichte litanieën in een onverbiddelijke cadans op verafgelegen locaties; later verbeidden dorpelingen reikhalzend de lokale postbode, die er niet tegen opzag in weer en wind de langverwachte schrijfproducten - als ware hij een mecenas - in geëmailleerde brievenbussen neer te vlijen.

 

Tegenwoordig moeten wij weleens grinniken om een elektronische liefdesbrief; wie wil nu per e-mail vleierig worden aangesproken met 'Mijn koalaatje' of worden getrakteerd op freudiaanse minnelyriek over sint-janskruid en karwijzaad of andere zotteklap om in het gevlij te komen?

 

Een hartenkreet ten slotte na wat zo-even te berde is gebracht: de brief, de wonderzalf van het leven, gaat verloren als nog slechts halsstarrig wordt geë-maild; blaas de schalmeien, sla de cimbalen en wek op tot een comeback van het epistolaire metier.