NPO
NTR
3 juni 2014

(spelling 1995)

 

De boekenwurm

 

Heden ten dage is er nauwelijks nog plaats voor hem ten gevolge van alle elektronica; vader, de preses van het gezin, kijkt in een krankjorum hawaïhemd naar een quiz, moeder bedient laconiek de huiscomputer, de in T-shirts geklede kinderen manoeuvreren in de carrousel van Internet.

 

Aan het eind van dit millennium dreigt naast de dicteetor en de kolibrie nog een buitenissig diertje te gronde te gaan: de boekenwurm; minnaars van dit vieve beestje luidden het afgelopen jaar, soms met te veel retoriek, de noodklok.

 

De boekenwurm is een frêle schepseltje van welhaast adellijken bloede, dat zich graag nestelt in een met een antimakassartje beklede, pluchen fauteuil; daar doet het zich te goed aan een gevarieerd pakket leesvoer.

 

Wurmen van beiderlei kunne graven zich met evenveel plezier een weg door avant-gardistische gedachtespinsels als door smeuïge pennenvruchten over slechteriken die complotten smeden, maar ten langen leste nul op het rekest krijgen.

 

In de Middeleeuwen was de boekenwurm een graag geziene gast bij klerikale kopiisten met hun soeverein gekalligrafeerde manuscripten; later haalde hij daar zo nodig acrobatische capriolen uit om zich wiegendrukken met apocriefe teksten te kunnen toe-eigenen.

 

Na de uitvinding van het drukprocédé kon het beestje naar hartelust tekeergaan; o, wat kon het zich vermeien in een boek - dat miraculeuze product van spirituele arbeid, die haarlemmerolie voor allerhande zielenroerselen, die ruggengraat van de cultuur!

 

Wat zullen we uitweiden over de tijd dat menigeen van jongs af juist in de kerstvakantie las dat de stukken ervan afvlogen, slechts gestoord door het sonore geblaf van de sint-bernardshond?

 

We eindigen daarom met een hartenkreet: we moeten, en dát is de portee van dit verhaal, niet gaan muggenziften, maar het toejuichen dat serieuze zeloten zich suf prakkiseren over strategieën om de boekenwurm als een feniks uit zijn as te laten herrijzen!

3 juni 2014

(spelling 1995)

 

Een winteravondvertelling

 

In deze hectische dagen tussen het sinterklaas- en het kerstfeest is er niets heerlijker dan onderuitgezakt te koekeloeren naar een smeuïge aflevering van een soapserie, het vlaggenschip van menige televisieomroep ter wille van de kijkcijfers.

 

We kijken toe hoe de schikgodinnen de levensdraad hebben gesponnen van bon-vivants en casanova's, die allerwegen verwikkeld raken in zinnenprikkelende rendez-voustjes; we krijgen het er Spaans benauwd van als we kennisnemen van hun soms gênante gedachtesprongen.

 

We zien bucolische taferelen waarin de protagonisten zich in een idyllisch tête-à-tête neervlijen in een classicistisch prieeltje, rondom omgeven door fluitenkruid en guichelheil; een herder weidt met weidse gebaren zijn schapen, leeuweriken zingen luid hun lied.

 

We zwijmelen weg bij weeïge liefdesscènes, waarin acteurs op een berbertapijt door Cupido's pijlen getroffen gelieven hartstochtelijk na-apen; met bonzend hart trachten zij bij elkaar in het gevlij te komen om verzaligd in Morpheus' armen te kunnen neerzijgen.

 

We grinniken om het debacle van een zielenpoot die na een emotioneel staakt-het-vuren als een freudiaanse antiheld door zijn eega sacherijnig aan de kant wordt geschoven; wat een kippendrift, wat een donquichotterie, wat een clichés!

 

Bij tijd en wijle gaan de helden boud tekeer; onschuldig ogende ritjes in een janplezier kunnen ontaarden in lascieve bacchanalen die weinig gelijkenis vertonen met een polonaise in een diaconessenhuis.

 

Zo bieden soapseries vaak stereotiepe konterfeitsels; anders dan de bellettrie van in marokijn gevatte boeken trakteren ze ons op zinnebeelden van het amoureuze leven en geven ze ons ten enenmale de kans te ontsnappen aan onze huis-, tuin- en keukenbesognes.

 

Het romantisch ideaal scoort hoog in dit fin de siècle; toch hebben we als echte zedenprekers voor elk smachtend hart één stichtelijke raad: maak er in de carrousel van uw leven niet te veel een soapzootje van, maar beid relaxed uw tijd!

3 juni 2014

(spelling 1995)

 

Het jachtige bestaan

 

De laatste kwarteeuw van dit millennium zien wij steeds meer veelgeplaagde mensen lijden onder de spanningen van het jachtige bestaan dat zij leiden; we zullen er niet over uitweiden, maar zij maken soms excentrieke bokkensprongen en keren niettemin meestal onverrichter zake huiswaarts.

 

Vooral de vermaledijde files brengen veel hartkloppingen teweeg; de snelweg verandert vaak in een kafkaiaans landschap, waar machiavellisten in een deux-chevauxtje de hele trukendoos opentrekken om de guerrilla op de lange lindelaan zo nodig stiekem - pats-boem - met een watjekouw te beslechten.

 

Menigeen haalt in arren moede een gsm'etje tevoorschijn, waarmee uitentreuren met de clientèle wordt gebeld om de precieze locatie te melden; toeschouwers geven geen sjoege als zij midden in het peloton worden geconfronteerd met deze iconen van het elektronicatijdperk.

 

De klok, o verafgode totem van technische productie, is voor velen de kop van Jut; in een onverbiddelijke cadans tiranniseert de secondewijzer met mathematische precisie de hele rataplan van efemere besognes.

 

Waar is de tijd dat kantklossters met engelengeduld minuscule verguldsels aanbrachten op karmozijnen draperieën voor de soevereine chic van adellijken huize? Zij zetten zich voor een habbekrats aan het spinnewiel, maar maakten zich nochtans niet met een jantje-van-leiden ervan af.

 

In de Middeleeuwen brachten benedictijner monniken met hun wijdvallende pijen onder weidse kloostergewelven rust met hun gregoriaanse gezangen gewijd aan hun Onze-Lieve-Heer; later recupereerden velen bij renaissancistische melodieën van citer of klavecimbel.

 

Heden ten dage praktiseren corpulente luiwammesen hun jeuïge privé-hobby's bij vlammend openhaardhout of barbecue; zij doen zich zonder veel egards te goed aan ratatouille of balkenbrij, voorzover dat geen consequenties heeft voor hun cholesterolgehalte.Pennenvrienden van het dictee, nu we dit fin de siècle in de annalen bijschrijven, is het raadzaam zo niet noodzakelijk althans even langzaamaan te doen; laat u niet te veel opjutten door geëxalteerde gedachtekronkels, maar geniet volop van de ambrozijnen verrukkelijkheden des levens!

3 juni 2014

(spelling 1995)

 

De brief

 

Legt de handgeschreven brief te zijner tijd het loodje? Die vraag rijst heden ten dage bij velen te midden van de rijkgeschakeerde collectie goedbedoelde kerstkaarten, voorzover zij althans persoonlijke pennenvruchten appreciëren.

 

De e-mailcultuur heeft op kousenvoeten een stilistische revolutie teweeggebracht; in bijdetijdse kattebelletjes wordt uitentreuren gejijd en gejoud, terwijl cedilles en i-grecs er in de brij van gedachtespinsels algauw allerbelabberdst van afkomen.

 

Allerwegen wordt je voorgehouden dat het elektronicatijdperk de communicatiedrift rigoureus heeft aangewakkerd; daarover prakkiserend word je door weifelingen overvallen: wordt dankzij het apenstaartje niet met veel tamtam gecommuniceerd over te veel apekool?

 

Wat zullen we uitweiden over dat adellijke omaatje dat opstond uit haar crapaudtje om, gezeten aan een ovale tafel, contact te leggen met haar geprivilegieerde kleindochter ver weg overzee? Haar familiale ooggetuigenverslag zat boordevol tante Betjes en clichés, maar niemand bracht haar van haar apropos.

 

Bij zeventiende-eeuwse genreschilders was de briefschrijfster een geliefd thema; in sfeervol clair-obscur plachten zij een gracieus geklede vrouw af te beelden die de ganzenveer in een porseleinen inktpotje doopte om als een sibille de syllaben sierlijk te kalligraferen.

 

Vroeger bracht een postiljon pakketjes met roodgekleurde lak gedichte litanieën in een onverbiddelijke cadans op verafgelegen locaties; later verbeidden dorpelingen reikhalzend de lokale postbode, die er niet tegen opzag in weer en wind de langverwachte schrijfproducten - als ware hij een mecenas - in geëmailleerde brievenbussen neer te vlijen.

 

Tegenwoordig moeten wij weleens grinniken om een elektronische liefdesbrief; wie wil nu per e-mail vleierig worden aangesproken met 'Mijn koalaatje' of worden getrakteerd op freudiaanse minnelyriek over sint-janskruid en karwijzaad of andere zotteklap om in het gevlij te komen?

 

Een hartenkreet ten slotte na wat zo-even te berde is gebracht: de brief, de wonderzalf van het leven, gaat verloren als nog slechts halsstarrig wordt geë-maild; blaas de schalmeien, sla de cimbalen en wek op tot een comeback van het epistolaire metier.

3 juni 2014

De portemonnee

 

Allerwegen maken kassiers en caissières zich in deze decembermaand op voor een financieel project vanjewelste: na ommekomst van 2001 gaan zij vol fiducie over van de nationale munt op de euro.

 

Dit geschiedt ter wille van de Europese eenheid en met een soms excentriek euro-enthousiasme: 'eureka' hoorden wij zopas nog een Europagezinde europarlementariër op het achtuurjournaal geëxalteerd uitkrijten.

 

Sommige eurosceptici - vooral degenen die van jongs af vertrouwden op de konterfeitsels in hun marokijnen portefeuille - vinden al die euroambtenarij algauw potjeslatijn; in geë-mailde litanieën zingen zij allesbehalve Brussels lof.

 

Onder nostalgische prevelementen doen wij in een mêlee van somtijds veronachtzaamde klanten onze sinterklaas- en kerstaankopen met coupures die al decennialang rouleren; tot ons chagrijn hebben die - daar helpt geen lievemoederen aan - straks nog slechts antiquarische betekenis.

 

Naar hartelust kopen wij cadeaus: stereotiepe barbiepoppen, cd'tjes met rock-'n-rollmuziek, rococoachtige kalligrafieën, emaillen kookgerei en geciseleerde etagères; en passant gaan wij tekeer tegen kittelorige employés die achter in de winkel pootaan spelen.

 

En à propos: wie van excursies naar Zuid-Europese contreien vreemde valuta overheeft, moet daar halsoverkop van af zien te komen; bij een volgend verblijf in den vreemde kun je er goedbeschouwd geen cappuccino, carpaccio of chipolatapudding meer van kopen - een krankjorume gedachte, maar nogal wiedes.

 

Onze beurzen moeten een gedaanteverwisseling ondergaan ten gerieve van de vrijemarkteconomie; één wens zij ons hopelijk vergund: moge de beeltenis van de soevereine monarch, al is het geen staatsiefoto, nooit ofte nimmer van overheidswege worden geëlimineerd.

 

Menig weifelaar zal na deze monetaire exercitie nog een tijdlang twijfelend blijven hoofdrekenen, maar usance zal dat zogezegd niet worden; over pakweg een jaar grinniken we om al dat gejeremieer over een dreigend numismatisch debacle in de portemonnee.