1 Stand

interview

Multatuli: “Ik ben niet kunstig” door Marnix Koolhaas

Eduard Douwes Dekker ziet zichzelf als schrijver van de waarheid

p.1683---HQ---Eduard-Douwes-Dekker-SFA001011107

Eduard Douwes Dekker werd 1842 op 22-jarige leeftijd benoemd tot controleur van het district Natal op Sumatra. In 1855 wordt hij assistent-resident van Lebak op Java. Na een reeks conflicten, veroorzaakt door zijn eigenzinnigheid en zijn drang om machtsmisbruik door Indische hoofden tegen te gaan, keert Douwes Dekker in 1859 teleurgesteld met vrouw en kinderen terug naar Europa en vestigt zich in Brussel. Daar schrijft hij zijn frustratie in minder dan een maand van zich af. In 1860 verschijnt onder het pseudoniem Multatuli “Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy”. De kritieken op het boek variëren sterk. Uiteindelijk krijgt de bewondering de overhand, en wordt het boek ook buiten Nederland een groot succes.

De redactie van De IJzeren Eeuw sprak de schrijver in 1866, vlak na zijn emigratie naar Duitsland.

Hoe bent u tot het schrijven van de Max Havelaar gekomen?

Ik had de hele dag rondgelopen om te bedenken hoe ik 't moest aanleggen om vrouw en kinderen in 't leven te houden. Ik had gepensioneerde residenten gezien. Ik had redevoeringen van geachte leden gelezen. Ook 'n fonkelnieuw ministerieel program dat precies leek op oude programma’s. Ook had ik vrienden ontmoet, die zeiden: ‘bonjour, hoe gaat het?’ Die vraag doet zéér als 't heel slecht gaat. En die 't vragen, geven er eigenlijk zeer weinig om hoe 't u gaat. Dit alles was me weervaren, maar middel om vrouw en kinderen te voeden had ik niet gevonden. Daarop kwam ik thuis. Misschien riep ik: Eli, Eli... of zoo-iets. Ik viel neer op 'n stoel, afgemat, uitgeput, bijna moedeloos. ik schoof de hand onder 't hoofd dat slap neerviel, strekte de steunende elleboog uit op de tafel...

En toen ging ik met grote weerzin over tot het besluit m'n levensonderhoud in schrijven te zoeken, dat me toen door allerlei praktische machinaties moeilijk genoeg werd gemaakt. Dat ik eerst zo laat me schikte in die treurige noodzakelijkheid, was 'n gevolg van de al te naïeve hoop dat er dan toch eens eindelijk recht zou geschieden in de Havelaarszaak!

p.onbekend---Titelpagina_vijfde_druk

Ik ben niet kunstig, en waar ik pikant ben, is 't alleen omdat de waarheid pikant is.

Eduard Douwes Dekker

De Max Havelaar wordt door velen als “literatuur” gezien, als kunst. U ziet het boek vooral als een aanklacht. Wat is voor u het belangrijkst?

Laat ik een voorbeeld geven. In de Havelaar spreek ik ergens over: ‘een dorp dat pas was veroverd door Nederlandsche soldaten, en dus in brand stond.’ Dat ‘dus’ is pikant? Kunstig? Ik ben niet kunstig, en waar ik pikant ben, is 't alleen omdat de waarheid pikant is. Ik begrijp wel dat handeldrijvende Nederlanders - uit zuinigheid - mij liever houden voor 'n kunstenschrijver dan voor 'n schrijver die de waarheid zegt, omdat de kunst te koop is voor weinige centen huurgeld, en 't erkennen van de waarheid heel duur kosten zou, maar toch wil ik nu en dan een bijdrage leveren tot de stukken van 't proces dat eenmaal zal worden gevoerd tussen de Hollandse natie en mijn nagedachtenis.

Was u gekwetst door de vele kritiek die er kwam na het verschijnen van de Max Havelaar?

Ik voelde me vooral gegriefd door de telkens en telkens tegen mij ingebrachte beschuldiging dat ik zo arm was. Zó namelijk antwoordde Nederland op de Havelaar! Er is in die wijze van bestrijding iets zeer karakteristieks, vooral door ze in verband te brengen met de keus der personen - Indische rijkworders - die belast werden met het herstel der grieven. Dat men nu juist geen geparvenieerde kastelein van 'n meisjeswinkel tot Censor der Zeden moest benoemen, zoals na 't verschijnen van de Havelaar geschied is.

p.748 - HQ - RP-F-2003-103-14

Tabaksplantage op Sumatra

In 'Max Havelaar' ageert Douwes Dekker tegen corrupte regeringssysteem van Nederlands-Indië en de uitbuiting van de lokale bevolking. Foto: Rijksmuseum

Wanneer is kunst volgens u betekenisvol?

Bij 't beschouwen van een kunstwerk, bij 't schatten van een uitstekende daad, bij 't beoordelen van een uitgedrukte gedachte, leg ik mijzelf altijd de vraag voor: wat is er omgegaan in de ziel van de kunstenaar, van de held, van de wijsgeer, om dat ideaal te scheppen, om tot die daad te besluiten, om die gedachte voort te brengen en ze vorm te geven als denkbeeld? Dat is: ik vraag hoe de ziel bevrucht werd? Welke toestanden ze doorliep bij dracht en verlossing?

Welnu, de geschiedenis van een grote conceptie roept me altijd den tekst toe: met smart zult ge kinderen baren! Als 'n graankorrel spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in 't ontkiemen. Helden, artiesten en wijsgeren zullen mij begrijpen en de klacht van die graankorrel verstaan.

Heeft u er geen moeite mee “broodschrijver” te zijn?

Zelden schrijf ik wat ik wil, en nooit wat 'n ander wil. Dit is een der redenen waarom 't me zo moeilijk valt schrijver van beroep te zijn. Er gaan soms maanden voorbij, waarin het me onmogelijk is mij te uiten. Die tijd breng ik met denken door, en een beroepsschrijver in Nederland kan zich zo'n weelde niet gunnen.

Erger nog: hij kan niet voldoen aan die behoefte. Hoe 't sommigen mogelijk is, elke dag, 't ganse jaar door, denkbeelden te leveren – hoofdredacteurs van een courant, bijvoorbeeld - is mij 'n raadsel. Dat talent is me niet gegeven, waarin dan ook de reden ligt dat ik zo lang wachtte voor ik me aan die broodschrijverij overgaf. Ik hoopte zoo lang mogelijk dat men mij die marteling besparen zou!

Bent u een democraat?

Het beslissen bij meerderheid van stemmen is 't recht van de sterkste in der minne. Het beduidt: áls we vochten zouden wíj winnen... laat ons 't vechten overslaan.

Dit stelsel leidt dus niet zozeer tot waarheid als tot rust. Doch slechts voor 't ogenblik, en palliatief. Want de leden der minderheid hebben meestal 't recht vóór zich, en zijn sterker, niet zozeer uit besef van dat recht, als door meer geslotenheid en scherper prikkel tot inspanning.

p.onbekend - multatuli

Wanneer de minderheid aangroeit tot meerderheid, verliest ze aan specifieke waarde wat ze wint in uitbreiding of aantal. Ze neemt al de fouten over van de verslagen tegenstanders die, op hún beurt weer, deugd scheppen uit nederlaag. De slotsom is treurig

Douwes Dekker over democratie

Wat is uw levensovertuiging?

Ik heb in veel opzichten eerbied voor Jezus, maar volstrekt niet voor 't zogenaamd Christendom. Er zijn door Jezus dingen gezegd, die ik geloof - schoon ik ze niet geloof omdat hij ’t zei - maar in 't christendom-zelf geloof ik niet. Ik ontken 't bestaan van dat christendom. Ik heb 't nooit ontmoet, nooit waargenomen, en ben overtuigd dat Jezus, op aarde terugkomende, heel verwonderd wezen zou te horen dat men zich naar hem noemde.

De roeping van de mens is mens te zijn. Daarheen moeten leiden: opvoeding, onderwijs, beroepskeuze, zedeleer, wetgeving, godsdienst. Hierin nu ligt, geloof ik, een algemene fout, dat men veelal het doel voorbijziet en hoofdzaak maakt van het middel. Gesteld dat men als volmaakt mens ter wereld kwam. Dan zou alle cultus, alle dwang, alle wet overbodig wezen. Ik zeg niet: alle regel. Integendeel. Absentie van behoefte aan wet, is juist 'n kenmerk van regel en orde.

De studie van de natuur is de beste studie, maar men leert er niets uit kennen... dàn de natuur, dat is: alles! En juist omdat God is buiten alles, kan men hem niet leren kennen uit die natuur.

Wat is voor u waarheid?

Als 't mogelijk was tot absolute waarheid te geraken, zou daaruit voortvloeien 'n soort van stilstand die ons deed insluimeren en misschien onbekwaam maakte tot waardering van 't kleinood dat ons ten deel viel.

Juist uit dwaling en uit de ons aanklevende neiging tot het onware, ontleent de waarheid haar luister. Licht zonder schaduw is ondenkbaar. Gezondheid zou 'n zinledig woord wezen als er geen ziekte bestond. Opstaan ware onmogelijk zonder vallen of liggen. Er zou voor ons geen plus bestaan wanneer we 't minus niet kenden. Zonder nacht ware er geen dageraad, en zonder 't kwade geen goed.

Het kind dat de horizon tracht te bereiken om de kleuren van den regenboog op te vangen in z'n verfschelp, bereikt zijn doel niet, maar wèl wordt het doel bereikt van de natuur die wilde dat het kind zich bewegen zou. Bewegen, dat is: waarnemen, denken, willen, pogen, dat is nog eens: leven!

De antwoorden uit dit interview bestaan uit originele teksten van ‘Ideeën - Deel I’ (1862) van Eduard Douwes Dekker