Van geesteszieken werd in de Middeleeuwen aangenomen dat ze door de duivel waren bezeten. Als exorcisme (duiveluitdrijving) door bezweringsformules niet hielp, moesten de ongelukkigen achter slot en grendel.
Volgens sommige artsen was krankzinnigheid het gevolg van een ongelijke verdeling van lichaamssappen of een verkeerde vermenging ervan. Daarom veranderde een normaal mens in een freneticus (waanzinnige), een maniacus (bezetene), een melancholicus (zwartgallige), een rabiaticus (hondsdolle) of een epilepticus. Hoe geesteszieken behandeld moesten worden, wist men echter niet. Op de afbeelding twee krankzinnigen, in 1673 uitgebeeld door Pieter Xavery.
|