Schipper, knecht en jager

Trekvaarten waren gemiddeld 18 meter breed en 2,5 meter diep. Ze werden meestal gegraven tussen twee steden, in rechte lijn en zonder de tussenliggende dorpen aan te doen net zoals moderne autosnelwegen dus.
Trekschuiten op de Amstel.
[klik voor vergroting]
Aan weerszijden van de vaart lag een iets opgehoogde oever, waarvan er één breed genoeg was voor een jaagpad: 6 à 7 meter. De bemanning bestond uit drie personen. De schipper hield het roer; de knecht moest niet alleen op de passagiers letten, maar stond bij het naderen van een brug op de roef om tijdig het touw los te maken waarmee een paard de schuit voorttrok.

Na het passeren van de brug diende hij het weer vast te maken. De jager ten slotte zat op het paard. Meestal was het een jongen, al verboden de reglementen van de trekschuit voor dit werk kinderen onder de acht in te zetten. De jagersjongen droeg een hoorn om tegemoetkomende schepen te waarschuwen.

Op de beide afbeeldingen: trekschuiten op de Amstel.

Trekschuiten op de Amstel.
[klik voor vergroting]

armenschool

1719 - In Dordrecht wordt een armenschool geopend waar kinderen van behoeftige ouders gratis les krijgen. Ook in veel andere steden worden dergelijke scholen gesticht, in de hoop dat deze kinderen niet langer zullen opgroeien voor galg en rad en, door iets te leren, later niet ook tot armoede zullen vervallen. Op het schilderij ‘De dorpsschool’ van Jan Steen (ca. 1670) is onder meer te zien hoe de bijziende schoolmeester helemaal opgaat in het versnijden van zijn ganzeveer. Hij heeft geen oog voor de leerlingen, die hem voor de gek houden. Rechts van de meester zit een uil, het zinnebeeld van de domheid van de mens. Een van de jongens reikt hem een bril aan, een verwijzing naar het spreekwoord: ‘wat baet er kaers of bril als den uil niet zien en wil’.

Relevante tijdvakken