Jacob Lentz
Categorie: Bestuurders-
Persoonsgegevens
Naam Jacob Lentz Functie Hoofd van de Rijksinspectie der Bevolkingsregisters Nationaliteit Nederlands Categorie Bestuurders VideoPersoonsbewijzen van Lentz De Nederlandse ambtenaar Jacob Lentz ontwikkelt aan het begin van de bezetting een lastig na te maken Persoonsbewijs dat de Duitsers prima diensten bewijst. Het is 'een perfect document'. Bron: De Oorlog, deel 2 (2 min. 57 sec.) -
Persoonsgegevens
Naam Jacob Lentz Functie Hoofd van de Rijksinspectie der Bevolkingsregisters Nationaliteit Nederlands Categorie Bestuurders VideoRegistratie van Joden Januari 1941 begint de bezetter met verordening VO 6/1941: de schriftelijke registratie van 160.000 Joden in Nederland. De uitvoering ligt in handen van Nederlandse ambtenaren, een initiatief van Jacob Lentz. Bron: De Oorlog, deel 2 (1 min. 11 sec.) -
Persoonsgegevens
Naam Jacob Lentz Functie Hoofd van de Rijksinspectie der Bevolkingsregisters Nationaliteit Nederlands Categorie Bestuurders VideoHouding Nederlandse ambtenaren De Nederlandse ambtenaren probeerden de bezetter te beïnvloeden ten gunste van de bevolking. Voor de joodse bevolkingsgroep werd zeer weinig gedaan. Bron: De Oorlog, deel 2 (50 sec.) -
Persoonsgegevens
Naam Jacob Lentz Functie Hoofd van de Rijksinspectie der Bevolkingsregisters Nationaliteit Nederlands Categorie Bestuurders FotoJacob Lentz Bron: Collectie NIOD
In de hele operatie van de registratie van joden in Nederland was een hoofdrol weggelegd voor Jacob Lentz, het hoofd van de Rijksinspectie der Bevolkingsregisters.
Hij was de grote specialist op het gebied van de bevolkingsboekhoudkunde, en zijn adviezen heeft de bezetter volledig opgevolgd. Lentz pleitte voor een drievoudige registratie: bij de gemeente, bij de Sicherheitsdienst en in een apart archief bij Binnenlandse Zaken, dat werd gebouw Kleykamp in Den Haag.Het grote levenswerk van Jacob Lentz zou echter het persoonsbewijs worden, een nieuw document dat iedereen voortaan bij zich moest hebben. Het kabinet-De Geer had zo’n verplichte legitimatie nog afgewezen, maar toen de Duitsers er in 1940 om vroegen, en Lentz de opdracht kreeg om een ontwerp te maken, ging hij vol ambitie aan de slag.
Zijn concept was ook in Duitse ogen buitengewoon geslaagd: het was eigenlijk niet te vervalsen, het was beter dan de Duitse ‘Kennkarte’, zo moesten ook de specialisten in Berlijn toegeven.
Daarna ging het snel. In oktober 1940 werd het besluit afgekondigd, en in december werden de eerste persoonsbewijzen gedrukt. Een jaar later waren er meer dan zeven miljoen uitgereikt.
Daarmee had de bezetter een grote slag geslagen: van iedere inwoner van Nederland was de identiteit en de woonplaats bekend, en iedereen van Joodse afkomst kon gemakkelijk worden gedetecteerd.
De jacht op Joden en op tegenstanders van het regime werd er aanzienlijk simpeler door. Dankzij Jacob Lentz. Historicus dr. L. de Jong ziet Jacob Lentz als één van de nuttigste instrumenten ivan de Duitsers, en omschrijft hem zo:
‘een dorre, eigenlijk van de wereld vervreemde, zijn ambtelijke idealen najagende perfectionist die elke hem door wie ook verstrekte opdracht met onbegrensde toewijding wenste uit te voeren.’
Maar wat Lentz bijvoorbeeld niet in de hand had, was dat er de stempel J in het Persoonsbewijs kwam, dat kwam van de Duitser Hanns Rauter. Daardoor werden Joden ook herkenbaar op straat (want dat identiteitsbewijs moest iedereen altijd bij zich hebben), voor de invoering van de Jodenster.
Lentz kwam tegen het einde van de oorlog in zijn verweerschrift 'Ambtelijke herinneringen' met de volgende verklaring van zijn opstelling tijdens de oorlog. 'Hoe onsympathiek deze zaak voor ons ook was, meende ik, dat wij den Joden een dienst zouden bewijzen door hun registratie uit Duitse en in Hollandsche handen te houden.'
Een collega van Lentz bij Binnenlandse Zaken verwoordde het als volgt: ‘Als morgen aan de dag Lentz opdracht krijgt, zijn eigen doodvonnis te maken, dan maakt hij het zo dat hij met geen mogelijkheid tussen de mazen door kan glippen.'
Het noodlottige effect van zijn inspanningen was tijdens de oorlog al bekend bij het verzet. Hij kreeg dreigbrieven, werd enige tijd bewaakt en stortte tenslotte mentaal helemaal in. Na de oorlog kwam bij voor het Bijzonder Gerechtshof te staan. Hij kreeg een gevangenisstraf van drie jaar.
Bronnen:
*L. de Jong, 'Het Koninkrijk' (deel. 5), p. 455.
*Verweerschrift 'Ambtelijke Herinneringen'