Ina Boudier-Bakker (dagboek)
Categorie: Overig-
Persoonsgegevens
Naam Ina Boudier-Bakker (dagboek) Functie Schrijfster te Utrecht Geboortedatum 15-04-1875 Sterfdatum 26-06-1966 Nationaliteit Nederlandse Categorie Overig VideoBoudier-Bakker over Duitsers �De Duitsers zwoegen met grote tassen en zware pakken, er blijft niets in ons land, als het nog even duurt.� Bron: De Oorlog, deel 4 (22 sec.) -
Persoonsgegevens
Naam Ina Boudier-Bakker (dagboek) Functie Schrijfster te Utrecht Geboortedatum 15-04-1875 Sterfdatum 26-06-1966 Nationaliteit Nederlandse Categorie Overig VideoKlachten over voedsel Schrijfster Ina Boudier-Bakker uit Utrecht klaagt al in het najaar van 1941 over het voedsel en vreest voor een hongersnood. Bron: De Oorlog, deel 4 (29 sec.) -
Persoonsgegevens
Naam Ina Boudier-Bakker (dagboek) Functie Schrijfster te Utrecht Geboortedatum 15-04-1875 Sterfdatum 26-06-1966 Nationaliteit Nederlandse Categorie Overig FotoIna Boudier-Bakker, 'Met de tanden op elkaar, Dagboeknotities �40-�45'' Bron: Boekomslag: Ina Boudier-Bakker, 'Met de tanden op elkaar, Dagboeknotities �40-�45''
De Duitse militairen consumeerden voorbeeldig in ons land. En al ging dat maar om een paar procentjes van de nationale economie, het was de Nederlander een doorn in het oog. Ook de schrijfster Ina Boudier-Bakker klaagt.
Ze woont in de Utrechtse binnenstad en houdt de hele oorlog haar dagboek bij. Over de bezetters schrijft zet:‘De Duitsers zwoegen met grote tassen en zware pakken, er blijft niets in ons land, als het nog even duurt.’
En in Nederland werd er niet veel positiever gedacht over de koopwoede van de Duitse soldaten, en over hun veronderstelde kieskeurigheid. Ina Boudier-Bakker kan er giftige zinnen over schrijven, in haar dagboek:
‘Je barst haast van woede, als je weet hoe elke moffensoldaat vier eieren voor zijn ontbijt krijgt en wij één in de week! Zij gooien in de ziekenhuizen het goede eten, als dat niet naar hun zin is, over de vloer, trappen een pond boter dat ze laten vallen in de modder – het is geen wonder dat de haat bij ‘t ogenblik stijgt.’
Boudier-Bakker hield alles bij, de ontwikkelingen op de fronten, de narigheid in stad en land en ook de huiselijke beslommeringen.
Niet echt een opgeruimd type; ze schreef, zoals de flaptekst van haar boek met dagboeknotities het noemt, ‘met al het grimmige venijn, alle verontwaardiging van haar hevig meelevend hart’.
Eind april 1941, als ze juist heeft vastgesteld dat er geen pannen meer zijn te krijgen om te koken, begint ze over het weer:
‘Het is nog altijd zo abnormaal koud. De bloesems schieten niet op, de bomen zijn nog kaal. Op die manier zullen we ook geen vruchtenoogst hebben. Enfin, de Moffen eten toch alles op.
Appelen kosten fl. 1.50 het kilo - we zijn ermee uitgescheiden voor ons diëet, nadat we in vijf dagen voor fl. 7,- aan vruchten hadden uitgegeven. Maar de Moffen lopen op straat te eten, in elke hand een appel. Kost niets. Is het een wonder dat de haat tot barstens toe groeit?’
Dezelfde maandag gaat ze de deur uit om een paraplu te kopen, en ze beschrijft de binnenstad van haar geliefde Utrecht, nauwelijks herkenbaar:
‘Ik ging de Oude Gracht op, daar was het zo leeg en rustig als vroeger op zondagmorgen. Ik kwam in de Lijnmarkt, waar ’t altijd vol is met winkelbezoekers – daar liep niemand; de straat leeg, de winkels leeg. In de Choorstraat niemand. Niemand gaat meer uit om iets te kopen, want er is niets meer. Utrecht is een verlaten, doodstille stad geworden.
Ik kwam ontdaan thuis. Nu pas heb ik begrepen wat er in elf maanden van ons arme land geworden is. Een uitgeplunderd, leeggestolen, vernield en vertrapt land.’
Naarmate de jaren verstrijken klaagt mevrouw Boudier-Bakker ook steeds vaker over de prijzen van levensmiddelen. Dat brengt haar in maart 1944 tot een curieuze verzuchting:
‘Gisteren een pond boter voor achtentwintig gulden. Te denken, dat we vroeger veertig eieren met ons drieën in de week gebruikten, en vier á vijf pond boter. Hoe lang moeten we nu schrapen met dat ene pond boter?’
Voor de mensen die het aan den lijve ondervonden was niet alleen de schaarste een probleem, maar ook de smaak. Ze kregen over het algemeen veel onaangenaams te eten.
‘Het brood is haast oneetbaar,’ schrijft Ina Boudier-Bakker in oktober 1941.
Bron:
*Ina Boudier-Bakker, 'Met de tanden op elkaar, Dagboeknotities ’40-’45' (Amsterdam, 1975); origineel manuscript bevindt zich in het Letterkundig Museum te Den Haag.
*Bart van der Boom, “We leven nog”, De stemming in bezet Nederland (Amsterdam, 2003)