Bob den Uyl (opstel)

Categorie: Kinderen
  • Persoonsgegevens
    Naam Bob den  Uyl (opstel)
    Functie Schrijver die als scholier een opstel schreef over de hongerwinter
    Geboortedatum 1930
    Sterfdatum 1992
    Categorie Kinderen
    Video
    Hongertochten en houtblokjes
    Door honger in de steden in de winter van 1944-5 gingen mensen er op uit om op het platteland voedsel te zoeken. Gebrek aan brandstof werd in Amsterdam aangevuld door blokjes hout tussen de tramrails uit te halen.
    Bron: De Oorlog, deel 6 (1 min. 5 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Bob den  Uyl (opstel)
    Functie Schrijver die als scholier een opstel schreef over de hongerwinter
    Geboortedatum 1930
    Sterfdatum 1992
    Categorie Kinderen
    Video
    Honger in West-Nederland
    Winter 1944-45 krijgen de bewoners van West-Nederland door de Spoorwegstaking en het front dat midden door het land loopt te maken met gebrek aan voedsel en brandstof. Er zijn iets van 16.000 slachtoffers.
    Bron: De Oorlog, deel 6 (5 min. 33 sec.)
  • Persoonsgegevens
    Naam Bob den  Uyl (opstel)
    Functie Schrijver die als scholier een opstel schreef over de hongerwinter
    Geboortedatum 1930
    Sterfdatum 1992
    Categorie Kinderen
    Video
    Transportcrisis en gaarkeukens
    Omdat de treinen niet meer rijden en vrachtschepen nauwelijks meer varen bereikt de oogst van 1944 de steden in het westen niet. De hongerende bevolking raakt aangewezen op gaarkeukens. Dagboek Rita van Gestel.
    Bron: De Oorlog, deel 6 (1 min. 16 sec.)
In 1946 schreef de 16-jarige Bob den Uyl voor zijn eindexamen MULO een opstel over zijn ervaringen in de hongerwinter.
Den Uyl zou later een belangrijke Nederlandse reisschrijver worden. Het eindexamenopstel over de hongerwinter kan in zekere zin als zijn debuut worden gezien. Het gaat, welbeschouwd, ook over een reis:

‘Het was Maart 1945. De honger was op het ergst en een koude wind woei met kracht uit het westen. Op de 27ste Maart zou ik vijftien jaar worden en we hadden besloten, dat we deze dag eten moesten hebben.

Daar ik de enige was, die nog in het bezit van een tamelijk goede fiets was, was ik de aangewezene, een strooptocht te ondernemen.

Van een kennis hoorden we enorme verhalen over de gulheid en hartelijkheid der boeren in Drente, dus zou ik naar Drente tijgen, heen met lege zakken en dito maag, terug hopelijk alletwee goed gevuld.

Ik vertrok ’s morgens pas om negen uur omdat ik eerst nog de soep van de centrale keuken af moest wachten. De soep smaakte, als altijd, buitengewoon (vies). Toch at ik het altijd gulzig op, want het was tenslotte het enige wat je kreeg.

Maar nu over mijn tocht. Onder een regenbui bereikte ik Gouda, waar ik voor de brug een kwartier moest wachten, hetgeen zeer onprettig was met mijn versleten dunne regenjas. Ik trok verder en bereikte die dag nog Zwolle, waar ik onderdak zocht en vond bij vriendelijke burgermensen. Ik moest hen over alles vertellen en zij gaven me zoveel mogelijk te eten. Ik zal hun altijd dankbaar blijven.

Op deze tocht heb ik vrij wat mensenkennis opgedaan en mijn ondervinding was, dat mensen die het minst hadden, het meest gaven. Bij de gegoede boeren kreeg je niets zonder ruilen.

De volgende morgen reed ik verder, na de mensen hartelijk bedankt te hebben. Zonder veel moeite kwam ik over de IJsellinie. Bij Meppel had ik een avontuurtje. Controle door de landwacht en de Groene!

Mijn hart klopte voor mijn fiets, die nog tamelijk goed was. Ik slipte een zijweggetje in en probeerde te ontkomen. Ik had nl een brief bij me voor een onderduiker in Oude Pekela, een zoon van een vriend van mijn vader.

Zij schoten echter in de lucht en ik moest terugkeren, wilde ik niet de kans lopen, een kogel in mijn rug te krijgen. Ik dus met loden schoenen terug en liet me gewillig in een auto smijten. Mijn fiets werd in een andere hoek gesmeten en we reden naar het bureau, waar ik ondervraagd werd en tevens gefouilleerd. De brief had ik echter al in de WC gedeponeerd.

Dit hele avontuur liep uit op een geluk voor mij. Ik moest die nacht in het bureau blijven slapen. In mijn cel sliep ook nog een boer die gegrepen was voor het verbergen van onderduikers. De man had medelijden met me en gaf me zijn adres, vlak in de buurt, waar ik wel terecht kon als ik zijn naam noemde.

Ik werd ’s morgens vrij gelaten en zag buiten tegen de muur mijn fiets staan met lege banden. Ik pakte de fiets weg en liep zo vlug mogelijk naar het huis van die boer, waar ik mijn banden, die doorgestoken waren, plakte en tevens tarwe en erwten kreeg.

Ik ben toen nog met een legerauto naar Oude Pekela geweest om de onderduiker gerust te stellen en reed toen linea recta naar huis waar ik met vreugde ontvangen werd.

Het werd een gezellige verjaardag!’



Bron:
*NIOD

 

Links