Terug naar Rantauprapat voor het mannenkamp, Si Rengorengo. Het is redelijk in de buurt. Er is 25 jaar geleden in dit gebied een enorme palmolieplantage aangelegd. Op de glooiende weg rijden veel open vrachtauto’s volgeladen met trossen palmnoten – als je dat zo noemt.
Na enig vragen en heen en weer rijden slaan we de juiste zijweg in, op weg naar een kleine kampong aan de rivier Bila. Ver komen we niet, onze auto raakt hopeloos vast in de modder. Er is een tractor van de plantage nodig om de auto los te krijgen.
Omdat het dorp twee kilometer verderop ligt besluit ik samen met Atik te gaan lopen. Maar daar willen de lokale mannen niks van weten. Er zijn teveel afslagen, we kunnen makkelijk verdwalen. Er worden twee motorfietsen geregeld. En zo reizen we verder, af en toe slippend door de modder.
Ik vind het wel spannend. We passeren nog een grote dode slang op de weg – het begint steeds meer op een avontuurlijke reis te lijken. En het klopt dat we in de war zouden zijn geraakt door alle afslagen en het is ook verder dan twee kilometer, met veel stijgen en dalen. Uiteindelijk komen we bij de rivier, met verlegen kindertjes die aan het baden zijn.
Hier lag ooit het kamp, voor mannen en jongetjes vanaf 10 jaar. Een aantal van hen, zo blijkt uit de memoires, heeft er vooral goede herinneringen aan. Het vrije leventje woog op tegen de honger. Ook hier is niks meer dat herinnert aan het interneringskamp.
Verderop lagen de graven, wijzen de mensen van het dorp. Die graven zijn al direct na de oorlog geruimd, de resten overgebracht naar de erebegraafplaats in Jakarta. We lopen nog een eindje in de aangewezen richting.
Net als in het vrouwenkamp maak ik een foto van een plek waar de graven hadden kunnen zijn. Ergens een stuk van de rivier af, weet ik van een plattegrond die een kampbewoner in 1944 in het geheim heeft getekend.
Er schiet me te binnen dat collega Matthijs Cats op dit moment in Auschwitz aan het filmen is. Raar hoor – hier is er niks meer dat aan de ellende herinnert. Daar is alles in stand gehouden. Het wordt tijd dat ik in naar de diverse erebegraafplaatsen in IndonesiĆ« ga, al was het maar om namen aan de doden te kunnen geven.
Gerda Jansen Hendriks