Eerst naar Menteng Pulo, het ereveld voor Nederlandse oorlogsslachtoffers in Jakarta. De directeur hier, Peter Steenmeijer, haalt me op. Vertelt veel over dit ereveld. Het ligt midden in een woonwijk in Jakarta, tussen hoge flatgebouwen. Dure grond dus.
Maar de Indonesische overheid heeft het ooit plechtig aan Nederland overgedragen, voor altijd. Of zolang Nederland het wil gebruiken en dat zal vast nog lang zijn. De eerste steen is gelegd op 8 december 1947, door de toenmalige legercommandant Simon Spoor.
Anderhalf jaar later werd de commandant er zelf begraven. Tussen zijn eigen soldaten, zoals hij zelf wilde. Ik ben vooral geïnteresseerd in de dienstplichtige soldaten die zijn gesneuveld tot en met 1949 en die hier zijn bijgezet.
Heden ten dage worden Nederlandse soldaten teruggebracht naar eigen land. Dat gebeurde toen niet. Tenslotte was Indonesië nog deel van Nederland en kon het formeel worden gezien als ‘eigen land’. Peter Steenmeijer belooft op te zoeken hoeveel het er zijn. Ik wil Rob Trip er straks graag wat over laten vertellen.
Er is weer drank en versnapering (koffie en koekjes), in het kantoor van beheerder Jantje. Altijd aardig: een kijkje achter de schermen. In het kantoor hangen alle linten die gebruikt worden bij kransleggingen. Vervreemdend en fascinerend, zo’n collectie linten buiten functie.
Door naar professor Adri Lapian. Gepensioneerd historicus, één en al vriendelijkheid. Hij is opgegroeid in de buurt van Menado, toen noord Celebes. Een jongetje van 13 jaar toen de Japanners landen, op 11 januari 1942.
Hij zag die middag dat ‘onze’ soldaten hun uniformen uittrokken en vluchten. Noord Celebes was in een dag veroverd. De vader van Lapian was nationalist en politiek actief. Hij zag dat dit het definitieve einde van de Nederlanders was, Lapian herinnert zich dat nog wel.
Maar verder sprak hij destijds met zijn vader nog niet over politiek, zo lagen de verhoudingen niet. Erg pro-Japans kan zijn vader niet zijn geweest, of in ieder geval niet lang. Het ruime huis van de familie Lapian werd als snel gevorderd door het hoofd van de Kempetai, de Japanse politie. De jonge Adri ging naar de Japanse middelbare school.
Het grote verschil met zijn Nederlandse school was de militaire discipline. Elke ochtend gymnastiek, vaak marcheren. Nederlands spreken deed hij niet meer, dat was verboden. Alle Nederlandse boeken ook, behalve de bijbel. Daar las hij dan maar in, om het niet te verleren. Want hij was er goed in.
Zijn Nederlandse klasgenootjes vertelden hem op de lagere school al eens dat het toch raar was dat hij niet een hoger cijfer kreeg voor taal dan zij. Het was dezelfde subtiele discriminatie die Rosihan Anwar ondervond. Adri Lapian is ook nu nog een veel te aardige en bescheiden man om daarover te klagen.
De Nederlanders zijn te lang gebleven in Indonesië, dat wil hij wel zeggen. Het was ook niet nodig – Nederland is economisch opgebloeid nadat ze zijn land hadden verlaten. Maar Nederlanders als vijand zien, nee dat zal hij nooit doen. Een mooi slot van de dag.
Gerda Jansen Hendriks
Hee Gerda,
Wat een fantastische reis ben je aan het maken en aardig dat je mij je weblog stuurt. Interessant om dit allemaal te lezen, en dan die bescheidenheid van professor Lapian, waar vind je in Nederland nog zo\\\’n persoon? Ik ga je reis volgen.
Dagdag, Irene