Met koninklijke zegen door Tineke Dekker
Staatssteun voor de Maatschappij van Weldadigheid
In 1818 richt generaal Johannes van den Bosch samen met een handvol notabelen de Maatschappij van Weldadigheid op om de enorme armoede in Nederland te bestrijden. Van den Bosch begint met het werven van donateurs: crowdfunding avant la lettre! Hij vindt de Koning achter zich. Willem I geeft Johannes carte blanche om zijn plannen te verwezenlijken. Het initiatief komt de Koning goed uit want het hele Staatsbudget dreigt op te gaan aan de zorg voor armen, wezen en ouderen. Willems tweede zoon: Prins Frederik wordt voor het leven benoemd tot voorzitter van de Maatschappij.
GEHEIM
Hoewel het gaat om een particulier initiatief, ondersteunt de Staat de Maatschappij waar mogelijk met vrijstelling van registratie- en zegelrecht en diverse andere belastingvoordeeltjes. Het Ministerie van Oorlog betaalt de lonen door van bij de Maatschappij van Weldadigheid in dienst getreden militairen.
Als Johannes in 1929 door Willem als gouverneur naar de Oost gezonden wordt eist hij dat Willem tijdens zijn afwezigheid voor de Maatschappij van Weldadigheid zorgt. Onder het predikaat ‘geheim’ wordt in 1831 de eerste Staatssteun verstrekt. En dat zal niet de laatste zijn. Met name de oprichting van de Onvrije Koloniën in Ommerschans en Veenhuizen brengt de Maatschappij in de financiële problemen. De bewoners daar dragen structureel te weinig bij aan het inkomstenmodel. Landlopers, bedelaars en gestraften zetten er hun ‘lui levende’ bestaan voort.
SCHONE LEI
Na het aftreden van Willem I en met de toegenomen roep om invloed vanuit het parlement, krijgt de Staatssteun een openlijker karakter. In 1843 wordt een contract afgesloten waarmee de MvW erkent een schuld aan de Staat te hebben van 3,6 miljoen gulden en de Staat belooft die niet op te eisen. In ruil krijgt de Overheid alle onroerende goed in Ommerschans en Veenhuizen in eigendom. Zij geeft het vruchtgebruik ervan weer aan de Maatschappij.
Als dan in de komende jaren verschillende oogsten mislukken en de Maatschappij het water aan de lippen staat, spijkert de Nederlandse overheid nog eens financieel bij. Maar het tij lijkt niet te keren: de tekorten zijn structureel en in 1859 besluit de Overheid om Ommerschans en Veenhuizen volledig over te nemen: de schuld aan de Staat wordt kwijtgescholden. De MvW krijgt 3,65 miljoen gulden om haar andere schuldeisers af te betalen, zodat ze met een schone lei met de Vrije Koloniën verder kan.