Thorbecke: “Het volk is aan zet” door Suzanne Hendriks
De liberaal over ‘zijn’ grondwet
Een stroeve Duitser, een theoreticus, boekenman en een schoolmeester. Dat zeggen collega´s die graag anoniem willen blijven over politicus Johan Rudolf Thorbecke. Wie is deze man, die na jaren de academische wereld achter zich liet om zich te storten in de politieke arena van Nederland? Thorbecke was wetenschapper pur sang, gaf les in Duitsland en Gent, maar moest de zuidelijke Nederlanden verlaten na de Belgische Opstand. Eenmaal terug in Nederland raakte hij betrokken bij de politiek en belangrijker nog: bij de hervorming van de Grondwet. Wie is deze relatieve outsider in de Haagse politiek? We troffen hem voor een kort moment op het strand van Scheveningen, waar hij vlakbij woont.
Meneer Thorbecke, de man van de grondwet! Wat een eer om u te interviewen…
Dan moet u het wel goed zeggen hoor. Ik heb de grondwet belangrijk herzien, we hadden er natuurlijk al eentje. Sterker nog, we hadden al een soort van grondwet in 1798: de Staatsregeling van het Bataafse Volk.
Goed, goed, maar dat is toch hoe u herinnerd zult worden. Thorbecke, Grondwet, 1848!
Ja, aan hoe ik herinnerd zal worden kan ik niet veel doen, is het wel? Ik heb toen ik nog hoogleraar was aan de Universiteit van Leiden al eens college gehouden over de Grondwet, toen ging het balletje rollen. Koning Willem II vroeg mij in 1848 als voorzitter van een Grondwetcommissie om een nieuwe liberale Grondwet te ontwerpen, passend bij de nieuwe tijd. Hij was geschrokken van de revolutionaire onrust in het buitenland, dus de tijd was er ook rijp voor. We hebben met de nieuwe Grondwet geprobeerd de belangrijkste spelregels voor een maatschappij vast te leggen. Deze Grondwet beschrijft de kaders – dit en dit is het principe, het raamwerk -, maar de precieze invulling moet verder geregeld worden via de wet. Ik heb kaderwetten gemaakt, om ruimte te maken voor vooruitgang.
Men kenmerkt politisch onze eeuw, wanneer men haar de staatsburgerlijke eeuw noemt. Staatsburgerschap heeft velerlei, neemt het nu in eenen zeer bepaalden, in den hoogsten zin. Burgerschap zij stemregt in de regering der gemeente, plaatselijke, provinciale of rijksgemeente, waarvan men burger is. Staatsburgerschap, een woord, dat onze Grondwet mijdde, zal dan beteekenen medewerking of stemregt, krachtens het lidmaatschap van den Staat, bij de algemeene regering.
Dat klinkt inderdaad vrij liberaal.
Klopt, dat was dan ook de opdracht. Ik vind het belangrijk dat de staat zich niet tot in de kleinste details overal mee moet bemoeien. De staat moet regels van omgang schetsen en zich niet bezighouden met kunst, economie of kerk. De staat moet de maatschappij de maximale ruimte geven om zich te kunnen ontplooien. De staat mag wel zaken organiseren, maar vooral in de vorm van spelregels, zodat de spelers daarbinnen hun eigen gang kunnen gaan. De staat maakt de spelregels, maar het volk is aan zet.
Landsbestuur is toch geen bordspel zou ik zeggen…
Misschien vindt u het geen geschikte metafoor. Dan formuleer ik het anders. Ik zie de staatsinrichting als een huis, een architectonische structuur die lang mee kan. De inrichting kan veranderen met de mode en grillen van de tijd, maar de structuur van het huis moet staan. Als een huis zou ik bijna zeggen.
Kunt u een voorbeeld geven wat voor u een belangrijke structuur is?
Nou, ik zie onderwijs bijvoorbeeld als een van die grote structuren voor een moderne maatschappij: het moet mensen kunnen ontwikkelen. Het moet voor iedereen zijn. Ik ben zelf thuis onderwezen, samen met mijn broer, dat waren nog andere tijden, en heb mezelf opgewerkt tot waar ik nu ben. Persoonlijke groei is belangrijk, dat moet de staat mogelijk maken.
Maar u vindt niet dat de kerk een plek heeft in het onderwijs.
Nee, inderdaad. Ik vind religie belangrijk hoor, begrijpt u me niet verkeerd. Ik ben zelf ook een religieus man. Ik vind alleen dat de rol van de kerk in het openbaar leven beperkt moet worden, het is iets van jezelf, iets innerlijks. Ik vind dat de politiek uit kerkelijke handen dient te blijven. Kerken vallen wat mij betreft ónder de staat.
En hoe ziet u de rol van de burger?
Nou, ik vind persoonlijk de vrijheid van vereniging en vergaderen heel belangrijk. Daarmee maak je mensen enthousiast voor politiek, actief burgerschap is iets wat opgewekt moet worden. Burgers moeten zin krijgen zich actief op te stellen. We zijn allemaal onderdeel van de maatschappij.
Kunt u dat iets meer toelichten?
Uiteraard. Ik zie de samenleving als een organisch geheel, bestaand uit onderdelen met elk een eigen onmisbare functie. Ieder radertje heeft zijn eigen werk en is onmisbaar.
De rol van de koning is ook een stuk kleiner geworden met de nieuwe Grondwet van 1848, wat is het idee daar achter?
We hebben met de nieuwe grondwet de rechten van het Parlement en de verantwoordelijkheden van de ministers groter gemaakt. Dat moet ergens ten koste van gaan. Maar de Tweede Kamer kan ook sneller ontbonden worden. Er komen met de nieuwe grondwet ook rechtstreekse verkiezingen, dus in principe heeft de kiezer ook meer macht gekregen.
Mijn geweten zegt mij dat ik nooit een woord gesproken, nooit een regel geschreven, nimmer een stap heb gedaan om de gunst te bejagen, hetzij van het volk, hetzij van een vorst.
Het klinkt alsof u heel begaan bent met het volk. Toch wordt u door mensen om u heen wel eens omschreven als humorloze theoreticus? Wat vindt u daar van?
Dat doet me eerlijk gezegd niet zoveel. Ik houd me bezig met het grotere plan, de grotere lijnen. Dat mensen dat afstandelijk en gouvernementeel vinden, soit. Daar haal ik mijn schouders over op. Mijn echtgenote en gezin kennen me als hartelijk en warm, maar in het publieke domein heb ik een andere rol. Ik ben niet de politiek in gegaan om aardig gevonden te worden, maar om zaken te veranderen. Als regeerder maak je bestuur vóór mensen; wat zij er zelf van vinden is niet relevant. Politiek is er voor het algemene belang, voor de grote lijnen. Je moet je niet laten beïnvloeden door de grillen van het volk.